Deze zaak werd door de Federale Gerechtelijke Politie omschreven als een smokkel die aan een enorm hoge frequentie plaats vond en een enorm groot aantal slachtoffers had. De politie had dit nog nooit eerder vastgesteld in België. De beklaagden hadden voornamelijk de Syrische en Egyptische nationaliteit, al waren er onder hen ook twee Belgen, twee Marokkanen en een Libanees. Ze werden vervolgd voor mensensmokkel met verschillende verzwarende omstandigheden. De slachtoffers waren afkomstig uit Syrië, Eritrea, Soedan, Ethiopië en Afghanistan. Myria was burgerlijke partij in dit dossier.

De federale wegpolitie stelde vast dat er op een E40 parking smokkelactiviteiten plaatsvonden. Ze kregen eveneens een oproep van een vrachtwagenbestuurder over het feit dat er zich transmigranten in de trailer zouden bevinden. Op dat moment werden er drie mensen ontdekt. Sommige van hen hadden reeds eerder pogingen ondernomen om naar het Verenigd Koninkrijk te geraken. Na verschillende meldingen besloot de Federale Gerechtelijke Politie dat er wel degelijk een dadergroep gebruik maakte van de parking in Wetteren om transmigranten naar het Verenigd Koninkrijk te smokkelen. Het zendmastverkeer werd opgevraagd en geanalyseerd. Vervolgens werden de nummers van verdachten afgeluisterd en werden er ook negen observaties uitgevoerd. Uit de verschillende tapgesprekken bleek dat de smokkelaars dreigden met geweld t.a.v. de slachtoffers en hun familie, bij niet betaling door de slachtoffers. Er werden zelfs slagen toegediend met een moersleutel. Ook jonge kinderen werden gesmokkeld. De drijfveer van de smokkelaars was duidelijk geldgewin. Eveneens werd er gebruik gemaakt van koeltransporten. Uit een van de gesprekken die werden afgeluisterd bleek dat een slachtoffer contact opnam met de smokkelaar om hen te bevrijden omdat ze aan het stikken waren en de smokkelaars geen enkel initiatief boden om hulp te bieden. De richtprijzen voor de smokkel varieerde van 1.000 Britse pond à 3.000 Britse pond, gelieerd aan de nationaliteit en de samenstelling van het gezin. De smokkelaars sloten een resultaatsverbintenis af waarbij elke klant in het Verenigd Koninkrijk geraakt. Het geld diende steeds eerst in pand gelegd te worden. Het centrum van de operaties zou in de jungle van Calais gelegen geweest zijn.

In totaal vonden er op 154 verschillend nachten smokkelactiviteiten plaats, of samen 1.994 individuele smokkelfeiten. De smokkel was een groepsgebeuren met een wisselende samenstelling. Per beklaagde werd bekeken aan hoeveel van deze feiten hij heeft meegedaan. Dit varieerde van 38 smokkelfeiten tot en met alle 1.994 smokkelfeiten.

Uit de verklaringen bleek dat bepaalde beklaagden alle betrokkenheid ontkenden en beweerden zelf het slachtoffer te zijn, terwijl anderen bekenden actief te zijn als smokkelaar met het doel om veel geld te verdienen. Sommige onder hen bleken ook reeds actief geweest te zijn in Frankrijk. Verschillende van de beklaagden evolueerden van klant naar smokkelaar. Verder bleek dat er ook een georganiseerd transport had plaats gevonden (dit is met medeweten van de chauffeur), voor zo’n transport werd 6.500 Britse pond gevraagd.

De rechtbank oordeelde dat alle verzwarende omstandigheden van mensensmokkel die door het Openbaar Ministerie werden gevorderd, werden gepleegd door alle beklaagden. Het betrof de minderjarigheid van verschillende slachtoffers, misbruik van de bijzondere kwetsbare situatie van de slachtoffers, er werd direct of indirect gebruik gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, of door ontvoering, machtsmisbruik of bedrog, het leven van het slachtoffer werd opzettelijk of door grove nalatigheid in gevaar gebracht, van de betrokken activiteit werd een gewoonte gemaakt en het betrof een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging.

Elke beklaagde had een specifieke rol in het systeem, als ronselaar, waarborger, parkingchef, uitvoerder, begeleider of chauffeur met een gezamenlijk doel: zoveel mogelijk transmigranten aan boord van een vrachtwagen smokkelen om zo geld te kunnen verdienen. De rechtbank meende dat de geldstromen fenomenaal moeten geweest zijn en minimaal moeten worden begroot op 594.000 euro, maar hoogstwaarschijnlijk was het een veelvoud hiervan. Er werden 495 slachtoffers geïdentificeerd waarvan 93 minderjarigen.

De rechtbank veroordeelde de 25 beklaagden met strenge straffen nl. van drie jaar hoofdgevangenisstraf met uitstel en 288.000 euro boete tot tien jaar hoofdgevangenisstraf effectief en een boete van 11.964.000 euro. Er werd een totale soms van 594.000 euro verbeurdverklaard. Veertien veroordeelden tekenden beroep aan tegen dit vonnis. Myria, kreeg een schadevergoeding van 5.000 euro toegekend.

Veertien veroordeelden tekenden beroep aan tegen dit vonnis. In haar arrest van 17 december 2018 sprak het hof van beroep van Gent één van de beklaagden vrij. Voor de andere beklaagden volgde het hof de eerste rechter maar de straffen werden deels verminderd.