Dit omvangrijke dossier heeft betrekking op een internationaal vertakt Nigeriaanse prostitutienetwerk.

In deze zaak werden vijf beklaagden met de Nigeriaanse en de Belgische nationaliteit vervolgd voor feiten van mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting met verzwarende omstandigheden, waaronder het feit dat het misdrijf gepleegd werd ten aanzien van minderjarigen. Ook zijn er de tenlasteleggingen van leidend persoon te zijn van een criminele organisatie, verwerven van criminele vermogensvoordelen, bezit van kinderpornografie, … Er was sprake van minstens tientallen slachtoffers.

In mei 2019 werd de federale politie van Brussel gecontacteerd door een Franse ngo uit Rijsel die slachtoffers van mensenhandel begeleidt. Twee meisjes vertelden hoe ze als minderjarigen al in 2015 door een Nigeriaans netwerk uit hun thuisland naar België gebracht waren en er jarenlang werden uitgebuit. De slachtoffers hadden in de loop van de jaren een schuld van bijna 30.000 euro afbetaald aan de beklaagden.

De leiders van de organisatie zijn de hoofdbeklaagde die overwegend in Italië verbleef en zijn helpster, de tweede beklaagde.

De politie startte een onderzoek en ging over tot het verhoren van de slachtoffers, het uitlezen van gsm’s, analyse van de boekhouding van de slachtoffers, een huiszoeking in een safehouse, nagaan van controles in het verleden waarbij de twee slachtoffers meermaals door de politiediensten waren opgemerkt in de prostitutiebuurt.

In oktober meldde zich nog een derde slachtoffer, de burgerlijke partij, die identieke verklaringen aflegde. Zij legde eveneens verklaringen af over haar helse tocht van Nigeria naar België waarbij ze tot zeven pogingen ondernam om de Middellandse Zee over te steken, opgepakt werd door de Libische kustwacht, in de gevangenis belandde, meermaals verkracht werd en verhandeld werd aan een onbekende man. Ze verbleef in het safehouse samen met de tweede beklaagde en andere meisjes. Regelmatig kwamen er nieuwe meisjes aan. Toen zij zwanger werd, werd ze naar Italië gebracht waar de twee hoofdbeklaagden een gedwongen abortus bij haar uitvoerden. Ze was toen ook getuige van een gedwongen abortus bij een zestienjarig meisje dat zeven maanden zwanger was. Het jongetje leefde nog en werd in een emmer verdronken. In 2018 was ze gestopt met betalen aan haar uitbuiters. Zij en haar familie werden daarop bedreigd. Twee Belgische vrienden van haar legden verklaringen af. De ene vriend verklaarde dat hij wist dat ze een slachtoffer was en werd uitgebuit en hij stopte haar geregeld geldsommen toe zodat ze sneller haar schuld kon afbetalen. De andere vriend was haar ex-partner. Hij bevestigde dat het slachtoffer op reis was geweest naar Italië maar hij kende toen niet de precieze redenen. Nadien had zij hem verteld dat ze zwanger was geweest van hem en gedwongen werd tot abortus.

In november 2019 komt er een gerechtelijk onderzoek. De slachtoffers werden opnieuw verhoord. Inlichtingen werden gevraagd aan de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ). Er werd een onderzoek gevoerd naar de verschillende Facebook- en Instagramaccounts. Uit het onderzoek bleek ook dat er linken waren tussen de eerste beklaagde en Noorwegen, Denemarken en Italië. Er werd een onderzoek verricht bij Ryanair waarbij werd vastgesteld dat er telkens retourvluchten werden geboekt op eenzelfde naam van Italië naar Denemarken maar dat er nooit iemand aanwezig was op de terugvlucht, wat erop wees dat dit gebruikt werd om meisjes over te brengen naar Denemarken. Er werden rechtshulpverzoeken verstuurd naar Noorwegen, Denemarken en Italië.

Er waren observaties van het safehouse, afluistermaatregelen op de nummers van de verschillende beklaagden en er gebeurde een financieel onderzoek. Daarbij kwamen talrijke internationale contacten naar voren, ook met personen in Libië. Grote geldstromen binnen Europa en tussen Europa en Nigeria konden in beeld worden gebracht. Er was sprake van talrijke geldtransacties, onder meer via het ‘black Western Union-systeem’, investeringen in onroerende goederen, eigendommen en handelszaken in Nigeria. Er werden valse identiteitspapieren gebruikt. Het ging om een internationale organisatie die vrouwen uit Nigeria naar Europa bracht om hen in de prostitutie uit te buiten. Wanneer de vrouwen in Italië aankwamen, werden ze vanuit de organisatie in Turijn verder verdeeld over Europa. De vrouwen werden onder controle gehouden door voodoopraktijken en moesten hoge schulden afbetalen. Het ging om tientallen meisjes, wat volgens de rechtbank maar het topje van de ijsberg was. De meisjes moesten schulden van 30.000 tot 45.000 euro afbetalen. Als de meisjes iets verkeerd deden, werden hun schulden nog verhoogd.

Volgens de rechtbank was er sprake van een goed gestructureerde en georganiseerde vereniging. De top van de organisatie deed een beroep op een aantal personen. De eerste beklaagde was duidelijk een van de leiders van de organisatie. Hij liet de meisjes naar Italië komen en verdeelde hen dan over meerdere landen. Ook de tweede beklaagde was duidelijk een leider. De meisjes werden verdeeld onder de eerste en de tweede beklaagde. De eerste beklaagde had ook meisjes in Griekenland, Italië, Frankrijk, … Hij kwam om de twee maanden naar België om het geld op te halen. De rol van de tweede beklaagde bestond erin om voor de eerste beklaagde de gelden te innen. Soms werden de gelden ook rechtstreeks overgemaakt naar Italië. Ze controleerde zijn slachtoffers. Zelf had zij ook meisjes in België, Frankrijk en Italië. Ze was niet altijd in België aanwezig en reisde vaak naar Spanje.

De meisjes verbleven in het appartement van de tweede beklaagde en prostitueerden zich in vitrines via het ‘Yemeshe’- systeem. Meerdere meisjes verklaarden ook dat ze moesten werken in de vitrine van ‘mama Leather’.

Uit het onderzoek bleek dat de tweede beklaagde werd bijgestaan door een aantal vriendinnen die ook haar rol overnamen en een oogje in het zeil hielden als zij in het buitenland zat, namelijk de derde, de vierde en de vijfde beklaagde.

De derde beklaagde was de rechterhand van de tweede beklaagde. Ze hield de meisjes nauwlettend in het oog. Zij was een actief lid van de organisatie waarbij ze contacten had met Nigeria in verband met het overbrengen van nieuwe meisjes uit Nigeria en het organiseren van de daarbij horende voodoorituelen. Ze had tientallen video’s op haar gsm van voodoorituelen. Ze hield zich eveneens bezig met het versturen en het ontvangen van geld en het vervalsen van documenten. Ze begeleidde ook telefonisch de meisjes die onderweg waren, in Nigeria en in Europa. Ze had zelf meisjes in vitrines.

De vierde beklaagde was ook een actief lid. Ze leende het paspoort van haar eigen dochter uit opdat de andere meisjes van Italië naar België konden reizen. Zij reisde zelf vaak naar Nigeria om spullen en geld mee te nemen. Ze was de financiële tussenpersoon die het ‘black Western Union-systeem’ organiseerde. Ze werd bij controles op de luchthaven betrapt met een grote som geld in haar schoen. Uit haar paspoort bleek dat ze jaarlijks ongeveer tien vluchten naar Nigeria nam. Bij een huiszoeking vond men boekhoudingen en er werden talrijke gesprekken gehoord over wisselkoersen, spaarrondes en het ‘black Western Union’-systeem. Uit het onderzoek bleek de volgende modus operandi: de beklaagde ontving het geld en moest dat bezorgen aan iemand in Nigeria. Ze verstuurde via een tussenpersoon een bericht met de gegevens van de ontvanger (naam, voornaam, rekeningnummer, bank en bedrag). Deze tussenpersoon deed dan de overschrijving naar die rekening. Daarnaast beheerde de beklaagde ook de zogenaamde ‘spaarrondes’. Daarbij draagt een groep personen geld bij. De organisator bepaalt wie mag bijdragen en wie de ontvanger is. In Europa wordt dat systeem vooral gebruikt binnen criminele milieus. In dit geval zijn het de inkomsten van de slachtoffers die de bijdrage van de pooier in de spaarronde dekken. Daarnaast werden op haar telefoon foto’s van zwaar geweld, verminkingen en lijken teruggevonden, naast kinderporno.

Sommige beklaagden zijn gekend in andere lidstaten en gebruiken vaak verschillende identiteiten en paspoorten. Uiteindelijk werden twee beklaagden gearresteerd in België, een in Italië en de tweede beklaagde in Frankrijk waar zij naartoe was gevlucht toen ze vernam dat er een politieonderzoek tegen haar liep. De derde beklaagde was in Duitsland al veroordeeld voor poging tot zware prostitutie en bijzonder zware gedwongen prostitutie.

Tijdens het onderzoek contacteerde Payoke de politie in verband met bedreigingen van de burgerlijke partij door de beklaagden en hun entourage.

De hoofdbeklaagden werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van respectievelijk twaalf jaar en tien jaar en tot geldboetes van 96.000 euro en 64.000 euro. De andere beklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk vijf jaar, vier jaar en drie jaar en tot geldboetes van 48.000 euro, 32.000 euro en 16.000 euro. Een bedrag van 11.000 euro werd verbeurdverklaard. De eerste beklaagde en de vijfde beklaagde werden bij verstek veroordeeld. Een slachtoffer stelde zich burgerlijke partij en kreeg een schadevergoeding van 55.500 euro, waarvan 10.000 euro morele schadevergoeding.

Deze beslissing werd opnieuw berecht op 30 juni 2022 door het hof van beroep van Brussel. Het zal in het jaarverslag 2023 worden gepubliceerd.