In dit dossier werden in Bulgarije door de beklaagden verschillende bouwbedrijven opgezet. Daar oefenden de bedrijven amper activiteiten uit, behalve het aanwerven van personeel om ze vervolgens te detacheren naar België. De drie beklaagden, waaronder een vennootschap, werden vervolgd voor verschillende sociaalrechtelijke inbreuken en mensenhandel met het oogmerk personen aan het werk te zetten in strijd met de menselijke waardigheid. Twee Bulgaarse slachtoffers stelden zich burgerlijke partij.

Uit het onderzoek en uit de verklaringen van de tewerkgestelde Bulgaren bleek dat er weinig tot geen kennis was over het moederbedrijf in Bulgarije, dat ze nooit gewerkt hadden in Bulgarije zelf, maar expliciet gerekruteerd werden om in België te komen werken, dat er vaak geen contracten waren en dat er zo’n 8 à 10 uur per dag gewerkt werd (zes dagen per week) en hen een loon beloofd werd van 200 à 250 euro per maand.

In haar vonnis van 20 oktober 2017 veroordeelde de correctionele rechtbank van Dendermonde beide beklaagden tot een hoofdgevangenisstraf van één jaar en een geldboete van 7 x 6.000 euro. Twee slachtoffers stelden zich burgerlijke partij. Aan hen werd elk een schadevergoeding toegekend.

Een van de beklaagden en het openbaar ministerie gingen in beroep. 

In haar arrest van 7 februari 2019 stelde het hof van beroep van Gent het vonnis voor een deel bij. Wat betreft de tenlastelegging mensenhandel oordeelde het hof dat het onderzoek onvoldoende gedetailleerd gevoerd was. De bewijsvoering voor bepaalde tenlasteleggingen, onder andere voor mensenhandel liep mank en faalde in juridisch opzicht. Gelet op de karige gegevens in het strafdossier was er redelijke twijfel over de feiten en de schuld van de beklaagde. Bovendien werd de redelijke termijn van het onderzoek overschreden. Het stelde een stilstand van het onderzoek vast van ongeveer twee jaar die niet te wijten was aan de beklaagde. Hij werd dus vrijgesproken voor bepaalde tenlasteleggingen, waaronder mensenhandel, maar werd wel veroordeeld voor inbreuken op het sociaal strafwetboek.

Het hof herleidde de straf tot een geldboete van 3.000 euro. Ook de vorderingen van de burgerlijke partijen werden ongegrond verklaard.