In dit dossier werd een koppel o.a. vervolgd voor mensenhandel en onterende behandeling van een Portugese vrouw die bij hen als huishoudster werkte. Het koppel werd verder nog vervolgd voor huisjesmelkerij in een gebouw te Brussel waarvan het eigenaar was.

In een vonnis van 2 april 2015 had de correctionele rechtbank van Waals-Brabant de beklaagden veroordeeld voor de tenlastelegging huisjesmelkerij: de beklaagden verhuurden de kelder van het gebouw en kamers. De plafondhoogte van die ruimtes was onvoldoende en het gebouw vertoonde ernstige gebreken die een rechtstreeks risico waren voor de veiligheid en/of gezondheid van de personen (vochtproblemen, geen sanitaire voorzieningen, geen verwarming, ratten,...).

De rechtbank oordeelde daarom dat het hier ging om omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid en dat de beklaagden een abnormaal hoge winst uit de verhuur van die woningen hadden gepuurd (200 en 550 euro voor de kelder en 250 à 350 euro voor de kamers). Alle slachtoffers bevonden zich in een precaire sociale situatie (irregulier verblijf, afhankelijk van het OCMW...).

De rechtbank nam ook de tenlasteleggingen mensenhandel aan. Het slachtoffer werkte al jaren voor de beklaagden en had geen enkel loon ontvangen. De werkuren waren zwaar ('s avonds nog werken na een dag in het zwart als huishoudhulp bij particulieren te hebben gewerkt, ook tijdens de weekends en op feestdagen; geen sociale dekking, werk dat deels schadelijk was voor de gezondheid). Het slachtoffer moest de was doen, strijken, het huis schoonmaken waar 10 honden leefden, en verschillende vogelkooien schoonmaken. Ze had last van longproblemen die waren veroorzaakt of verergerd door de schoonmaak van die vogelkooien. De rechtbank baseerde zich op de verklaringen van het slachtoffer, op getuigenissen en op het uitlezen van de gsm van het slachtoffer, waaruit bleek dat ze aan bedreigingen en druk was blootgesteld. De rechtbank vond de uitleg van de beklaagden op een aantal punten niet geloofwaardig en leugenachtig.

Het Hof van Beroep van Brussel bevestigde  de veroordeling van de beklaagden voor de tenlastelegging huisjesmelkerij.

Wat de tenlastelegging mensenhandel daarentegen betreft, gaf ze een heel andere interpretatie aan het dossier dan de rechtbank van eerste aanleg. Het hof meende immers dat de tijdens het onderzoek verzamelde getuigenissen twijfelachtig waren, niet enkel vanwege de banden maar ook omwille van de stand van de betrekkingen tussen de getuigen en de beklaagden. Enige zorgvuldigheid en voorzichtigheid waren dan ook geboden.

Het hof oordeelde ook dat, hoewel niet kon worden uitgesloten dat de beklaagden gebruik hadden gemaakt van de goedheid, de onderdanigheid en van een zekere ledigheid van de burgerlijke partij, de beweringen van de burgerlijke partij op bepaalde punten weinig geloofwaardig of overdreven waren. Zo werd met name gewezen op het aantal dagelijks bij de beklaagden gepresteerde uren na een dag van 10 uur bij particulieren (wat niet geloofwaardig zou zijn) en op de intensiteit van het werk door de smerigheid die het aantal honden achterliet (wat slechts gedurende een zeer beperkte periode het geval zou zijn geweest). Ook uit de foto's bleek dat de burgerlijke partij effectief aan de familiebijeenkomsten deelnam.

Het hof meende dus dat er een lichte maar toch redelijke twijfel bestond over het feit dat de beklaagden zich al dan niet schuldig hadden gemaakt aan mensenhandel en sprak hen voor deze tenlastelegging dan ook vrij.

Het hof bevestigde ook de in eerste aanleg uitgesproken vrijspraak voor de tenlastelegging vernederende behandeling en verklaarde zich bijgevolg onbevoegd om uitspraak te doen over de vorderingen van de burgerlijke partijen, met name de werkneemster en het centrum dat haar had begeleid.