Het hof van beroep sprak zich uit over een vonnis van de correctionele rechtbank van Antwerpen dat dateert van 14 december 2020. Dit dossier ging over een zaak van mensenhandel met het oog op economische uitbuiting in een reisbureau en sociaalrechtelijke inbreuken. De incriminatieperiode liep van december 2017 tot december 2019. Een beklaagde met de Marokkaanse nationaliteit werd vervolgd. Het Marokkaanse slachtoffer stelde zich burgerlijke partij.

Het slachtoffer werd tijdens een onaangekondigde controle aangetroffen in een reisbureau dat uitgebaat werd door de beklaagde. Het slachtoffer verklaarde al 2,5 jaar op deze plaats te wonen en te werken. Hij was niet Dimona-geregistreerd en werkte zonder de nodige arbeids- en verblijfspapieren aangezien hij in irregulier verblijf in het land was en al eerder een bevel om het grondgebied te verlaten had gekregen. De beklaagde had hem beloofd te helpen met zijn verblijfsdocumenten, maar die belofte bleef dode letter. Hij was gehuisvest in de kelder van het gebouw en werkte zonder contract en zonder vast loon, maar in ruil voor onderdak (in een muffe, vochtige kelder zonder voorzieningen), brood, koffie en af en toe wat geld voor sigaretten. Hij opende de zaak om 10 uur ‘s ochtends en sloot opnieuw af rond 19 uur. Hij ontving klanten, woog hun bagage en deed alle administratie voor de verzending van de pakketten. Alle transacties werden in boekjes genoteerd.

De beklaagde voerde aan dat hij maar even weg was en dat hij – om de burgerlijke partij een plezier te doen – hem soms toeliet om te helpen bij het werk. Hij verschafte hem onderdak nadat de burgerlijke partij daarom gesmeekt had omdat hij zich in een irreguliere verblijfssituatie bevond.

De beklaagde werd schuldig bevonden aan mensenhandel en sociaalrechtelijke inbreuken (met name verzaken aan de Dimona-meldingsplicht en tewerkstelling van een vreemdeling die niet gemachtigd is om te werken). Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en tot een geldboete van 24.000 euro. Het slachtoffer kreeg een materiële schadevergoeding van 45.846,62 euro (berekening loon) en een morele schadevergoeding van 5.000 euro.

In beroep bevestigde het hof van beroep het vonnis in eerste aanleg voor wat de tenlastelegging mensenhandel betrof. De overige tenlasteleggingen werden niet meer betwist door de beklaagde. Het veroordeelde de beklaagde tot een gevangenisstraf van een jaar maar het beperkte de geldboete tot 8.000 euro. Het slachtoffer kreeg een schadevergoeding van 40.846.62 euro voor de materiële schade en 2.500 euro voor de morele schade.