In dit dossier werden verschillende personen vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting, en voor huisjesmelkerij. De hoofdbeklaagde was zaakvoerder van een palettenfabriek. Ook de firma werd als rechtspersoon vervolgd. De feiten dateerden van 2009.

De zaak kwam aan het licht na de natuurlijke dood van een Poolse werknemer bij de palettenfabriek. Verschillende Poolse en Bulgaarse werknemers hadden een klacht ingediend. Er werd een gerechtelijk onderzoek gestart. De vervolgde firma herstelde paletten in opdracht van andere ondernemingen. Zij deed hiervoor beroep op onderaannemers die gedetacheerde Poolse, Bulgaarse en Roemeense arbeiders aanstelden. Deze onderaannemers waren Poolse en Bulgaarse bedrijven. Een van deze bedrijven bleek een Bulgaars postbusbedrijf zonder substantiële activiteiten in Bulgarije en was er louter op gericht om de Belgische sociale zekerheids- en arbeidsrechtelijke verplichtingen in België te omzeilen. De arbeiders werden naar België gelokt met goede lonen terwijl ze in werkelijkheid slechts 400 tot 600 euro per maand verdienden, afhankelijk van het aantal herstelde paletten, wat neerkwam op 3 euro per uur. Van hun loon werden ook de huurgelden afgehouden. Officieel verdienden ze volgens hun arbeidscontracten slechts het Bulgaarse minimumloon van 135 euro. Het overige werd in het zwart uitbetaald, om zo ook de Bulgaarse sociale zekerheid te omzeilen. De arbeiders moesten zeer lange dagen werken, in zeer slechte omstandigheden, zonder beschermingskledij. Ze werden gehuisvest in zeer slechte omstandigheden.

De correctionele rechtbank van Turnhout heeft in haar vonnis van 18 januari 2017 de beklaagden schuldig bevonden en veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen de 18 maanden en 4 jaar en hoge geldboetes. Er werd ook een grote som verbeurdverklaard. De slachtoffers kregen morele en materiële schadevergoedingen. Payoke en Myria kregen elk een euro schadevergoeding.

Verschillende beklaagden en het openbaar ministerie hadden beroep aangetekend.

In haar arrest sprak het hof van beroep van Antwerpen een van de beklaagden vrij. Hij was werknemer van de vennootschap en ontving instructies van een van de andere beklaagden. Volgens het hof kon uit zijn takenpakket niet worden afgeleid dat hij enige bijstand had geleverd aan feiten van mensenhandel. Hij had geen enkele beslissingsmacht en stond in een ondergeschikte positie. Bijgevolg werd hij vrijgesproken als mededaderschap voor feiten van mensenhandel. Een andere beklaagde werd vrijgesproken enkel voor de feiten van huisjesmelkerij.

Het hof oordeelde ook dat de redelijke termijn overschreden was. De termijn tussen het ogenblik van de kennisname voor de beklaagden van de dreiging van een strafvervolging in februari 2010 en het arrest van het hof in januari 2018 is volgens het hof niet redelijk.

Het hof herleidde de straffen van verschillende beklaagden naar gevangenisstraffen met uitstel en geldboetes met gedeeltelijk uitstel.

De schadevergoedingen ten aanzien van de burgerlijke partijen, Payoke en Myria werden bevestigd, met uitzondering ten aanzien van de vrijgesproken partij.