Het hof van beroep van Antwerpen heeft een dossier die op 14 mei 2020 door de correctionele rechtbank van Antwerpen is behandeld, opnieuw bekeken.

De zaak betreft een Iraanse beklaagde die sekswerksters had geronseld in een Antwerpse prostitutiewijk. Hij werd vervolgd voor de tenlastelegging mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van twee jonge Roemeense vrouwen, met verzwarende omstandigheden. Hem werd ook ten laste gelegd te hebben geweigerd om de onderzoeksrechter de toegangscodes voor zijn gsm te geven.

De zaak werd opgestart na een melding van de politie over raamprostituees in het Antwerpse Schipperskwartier die gedwongen zouden zijn een deel van hun opbrengsten af te staan aan de beklaagde en aan een andere man. Naar verluidt zou er met geweld zijn gedreigd en zouden er klappen zijn gevallen, omdat één van de slachtoffers en haar vriend weigerden te betalen.

De beklaagde was een bekend figuur in de Antwerpse prostitutiewijk en was in het verleden al veroordeeld voor inbreuken die in dezelfde buurt waren gepleegd (waaronder een aanval met een mes).

Hij gebruikte de loverboy-methode om sekswerksters te ronselen. Hij begon een relatie met hen, om vervolgens van hun prostitutie te leven en hen volledig onder controle te krijgen. Alles wat zij verdienden moesten ze aan hem afstaan. Hij bedreigde hen ook en gebruikte geweld tegen hen.

Onder druk van de beklaagde trok één van de slachtoffers haar eerdere verklaringen in en zei ze dat zij die onder invloed van drugs had afgelegd. Ze moest haar verdiensten niet afstaan en de beklaagde zou geen geweld gebruiken. De rechtbank achtte deze nieuwe verklaringen niet geloofwaardig, in tegenstelling tot de eerdere verklaringen, die werden gestaafd door andere elementen uit het dossier (getuigenverklaringen en telefoontaps).

De rechtbank veroordeelde de beklaagde voor alle tenlasteleggingen. Voor mensenhandel werd hij veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar en tot een boete van 16.000 euro

De beklaagde tekende beroep aan tegen zijn veroordeling.

Het hof van beroep oordeelde dat de beklaagde wel degelijk controle had over de twee slachtoffers, in de zin van artikel 433quinquies van het Strafwetboek om hen vervolgens uit te buiten. Hij won het vertrouwen van de slachtoffers door hen te manipuleren, ging een relatie met hen aan en trok vervolgens bij hen in. Daarop kon hij beginnen controle over hen te krijgen, hen te domineren en uit te buiten.

Het hof bevestigde de in eerste aanleg uitgesproken straffen.