In deze zaak wordt de beklaagde, een grafisch kunstenaar en psychiatrisch verpleger, vervolgd voor bederf van jeugd, aanranding van de eerbaarheid, mensenhandel met het oog op kinderpornografie; om tegen betaling, de ontucht of prostitutie van een minderjarige te hebben verkregen; wegens openbare zedenschennis en voor het aanmaken, in het bezit hebben, verspreiden en de verkoop van kinderpornografie.

Tijdens verschillende reizen naar Portugal en Brazilië fotografeerde hij tegen betaling minderjarigen. Op zijn verzoek of bevel begingen ze naakt, seksuele handelingen met zichzelf of met elkaar, of namen ze erotische houdingen aan. Hij geeft bovendien toe, een van de minderjarige Brazilianen, die zich burgerlijke partij heeft gesteld, manueel en oraal te hebben bevredigd.

In beroep gaat het hof de beslissing van de correctionele rechtbank van Brussel van 28 juni 2013 grotendeels bevestigen. Bepaalde tenlasteleggingen worden geherkwalificeerd en de beklaagde wordt daarvoor veroordeeld. Het hof bevestigt evenwel de vrijspraak van de beklaagde voor mensenhandel en volgt daarmee de redenering van de lagere rechtbank: de term “laten plegen” van het (vroegere) artikel 433 quinquies van het Strafwetboek sluit uit dat de dader van de in artikel 383 bis, §1 bedoelde inbreuk van het Strafwetboek (inbreuken inzake kinderpornografie) ook schuldig wordt verklaard voor de inbreuk mensenhandel, omdat hij de inbreuk zelf pleegt en die niet door een derde laat plegen. Niets wijst er evenwel op dat de beklaagde andere personen de toelating heeft gegeven of heeft voorgesteld aanwezig te zijn op het ogenblik dat de minderjarigen naakt seksuele handelingen begingen of erotische houdingen aannamen, en al evenmin dat hij anderen de toelating heeft gegeven of de mogelijkheid geboden, beelden of foto’s te nemen, met daarop posities of seksuele handelingen van die minderjarigen, of hen betreffend.

De gevangenisstraf wordt herleid tot 4 jaar maar de terbeschikkingstelling wordt opgetrokken naar 10 jaar.