Het hof, dat zich voor het eerst moest uitspreken in een zaak van economische uitbuiting, heeft de beklaagden, die aandeelhouders waren in een Chinees restaurant, vrijgesproken van de tenlastelegging mensenhandel.

Het hof ging ervan uit dat de verklaringen van de twee zogenaamde slachtoffers (slechte arbeidsomstandigheden, belofte op regularisatie) niet bevestigd waren door andere werknemers in onwettig verblijf die tijdens diezelfde controle waren opgepakt.

Het hof meende dat het feit dat beide beklaagden werknemers in onwettig verblijf tewerkstelden, die 60 uur per week moesten werken voor 3 maaltijden per dag, die gratis logeerden in een kamer boven het restaurant, met alle sanitaire voorzieningen en afhankelijk van hun functie en hun ‘anciënniteit’ een maandloon van 800 à 1.200 euro ontvingen voor een 'voltijdse' job, niet voldoende was om hen schuldig te verklaren aan mensenhandel.

Vreemd genoeg vond de rechtbank het niet relevant dat er in het restaurant camera’s hingen om snel te waarschuwen in geval van controle, noch dat er voor de werknemers een nooduitgang was voorzien.