In een bij verstek uitgesproken vonnis van 11 februari 2015, veroordeelde de Franstalige correctionele rechtbank van Brussel een beklaagde voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en diverse sociaalrechtelijke tenlasteleggingen. De beklaagde buitte meerdere illegaal verblijvende, Marokkaanse burgers uit in zijn drukkerij. Sommigen onder hen kwamen uit een opvangcentrum voor vluchtelingen. De werkuren en het werktempo waren afmattend (7 dagen op 7 en 10 à 14 uur per dag), het loon was belachelijk laag (€ 5/uur) en de arbeiders verbleven ter plaatse in heel precaire omstandigheden (ze sliepen op karton). Ze werden opgesloten in het atelier zonder zicht naar buiten en werden beledigd en bedreigd. De burgerlijke partijen kregen een aanzienlijke materiële schadevergoeding (tussen € 6.000 en € 13.000) en elk van hen kreeg ook € 3.000 morele schadevergoeding toegewezen.

Op verzet, werd de beklaagde vrijgesproken voor tenlastelegging mensenhandel en enkel de inbreuken op het Sociaal Strafwetboek werden bevestigd. De rechtbank oordeelde onder andere dat deze tenlastelegging uitsluitend steunde op de verklaringen die de arbeiders aflegden meer dan twee jaar nadat ze voor de beklaagde hadden gewerkt; dat hij niet in staat was de geloofwaardigheid te evalueren doordat de arbeiders niet waren verschenen en ook niet waren vertegenwoordigd om hun verklaringen te bevestigen; dat er geen enkele materiële vaststelling kon worden gedaan om de verklaringen objectief te kunnen beoordelen en dat er geen enkele confrontatie tussen de beklaagde en de klagers was overwogen. De rechtbank oordeelde dan ook dat er twijfel bestond in het voordeel van de beklaagde.