Correctionele rechtbank van Mechelen, 19 maart 2021
De correctionele rechtbank sprak zich uit over feiten van mensenhandel in een bakkerij tussen 23 november 2020 en 23 januari 2021. Een beklaagde en zijn bedrijf werden vervolgd voor verschillende tenlasteleggingen inzake sociaal strafrecht waarbij vier werknemers betrokken waren. Hijzelf werd eveneens vervolgd voor mensenhandel met verzwarende omstandigheden tegenover drie van hen. Zijn vennootschap werd burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld. Eén van de werknemers heeft zich burgerlijke partij gesteld.
Bij verschillende controles door inspecteurs van de RSZ en de RVA in een bakkerij werden meerdere sociale inbreuken vastgesteld, waaronder werknemers voor wie geen Dimona-aangifte was gebeurd, die niet in het bezit van een geldige Belgische verblijfsvergunning waren en/of zonder een studentenovereenkomst of arbeidsovereenkomst werkten. Uit de verklaringen van de personen die aan het werk waren, bleek dat zij onrechtmatig tewerkgesteld waren, bijzonder weinig betaald werden voor lange nachten werk, door het zwartwerk niet konden genieten van enige vorm van sociale bescherming, achterstallig loon tegoed hadden en zelfs woonden in een kleine kamer boven de bakkerij zonder toereikende voorzieningen. Er stonden camera’s opgesteld om te controleren of het werk correct werd uitgevoerd.
De rechtbank acht de feiten bewezen op basis van de vaststellingen van de sociaal inspecteurs en hun opzoekingen, de verklaringen van de slachtoffers en de verklaring van de beklaagde, naast de toegevoegde foto’s. De slachtoffers bevonden zich evenzeer in een precaire situatie omdat zij zich in een financieel moeilijke positie bevonden, geen Nederlands spraken en geen geldige verblijfsvergunning hadden, wat de beklaagde wist.
In zijn verdediging voerde de beklaagde aan dat hij de werknemers niet aangeworven heeft. De rechtbank wijst erop dat ‘werving’ geen actieve houding vereist van de persoon die de werknemer in dienst neemt. Het volstaat dat de aanwervende persoon de betrokken werknemer in dienst heeft genomen opdat deze hem zijn arbeidskracht ter beschikking zou stellen.
De beklaagde heeft geen blanco strafregister. Hij werd al 34 keer door de politierechtbank veroordeeld en liep ook al vier correctionele veroordelingen op, onder meer voor sociaalrechtelijke inbreuken. De beklaagde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar met probatie uitstel mits de voorwaarden worden nageleefd en tot een geldboete van 36.000 euro. De vennootschap werd veroordeeld tot een boete van 64.000 euro, deels met uitstel. Allebei werden ze veroordeeld tot betaling van één euro provisioneel aan de burgerlijke partij.
Beroep werd aangetekend tegen deze beslissing.