Dit dossier heeft betrekking op een zaak van mensenhandel met het oog op de uitbuiting en de exploitatie van prostitutie met de verzwarende omstandigheid dat dit gebeurde ten aanzien van een minderjarige. De beklaagde had de Belgische nationaliteit maar was afkomstig uit Ghana.

Begin 2018 trof een patrouille in het prostitutiekwartier een heel jong ogend meisje aan achter een vitrine. Het meisje verklaarde dat zij vanuit Nigeria naar België gebracht werd door haar ‘madam’ om hier te werken. Haar ‘madam’ zou zich in Spanje bevinden. Voor haar vertrek moest ze een voodoo-eed ondergaan. Voor het afleggen van de eed werd zij geïnformeerd dat ze als prostituee zou moeten werken en dat ze voor de overtocht een schuld van 25.000 euro zou moeten afbetalen. Via de Libië-route en een boottocht kwam ze aan in Italië. Van daar werd zij per vliegtuig naar Spanje gebracht, waar ze zich samen met haar ‘madam’ moest prostitueren. Na enkele maanden werd ze per vliegtuig naar België gebracht, waarvoor ze 1.000 euro had moeten betalen. Ze werd hier ondergebracht bij de beklaagde in de rand van Brussel. De beklaagde dacht aanvankelijk dat het slachtoffer het zusje was van de ‘madam’ in Spanje en was kwaad toen bleek dat zij haar ‘meisje’ was. Na enkele dagen bracht ze het meisje naar de Noordwijk in Brussel en bracht haar in contact met een andere dame bij wie zij in een vitrine kon werken volgens het 50/50-systeem (‘Yemeshe’- systeem). De beklaagde inde het geld voor de ‘madam’ in Spanje. Daarnaast moest het slachtoffer regelmatig geld afgeven aan de beklaagde. In totaal ging het om 500 euro en dat stond los van de afbetaling van haar schuld. De beklaagde had ook haar paspoort weggenomen toen het slachtoffer wou vertrekken uit haar huis.

Het slachtoffer werd begeleid door Payoke en liet tijdens het onderzoek weten dat het meisje gecontacteerd werd door de beklaagde en dat ook haar ouders onder druk werden gezet door de ‘madam’ in Spanje en haar entourage.

Uit onderzoek bleek dat het slachtoffer bij het begin van de feiten nog minderjarig was.

De beklaagde werd verhoord. Ze gaf aan dat zij in het begin niet op de hoogte was dat het meisje een slachtoffer van mensenhandel was. Ze verklaarde dat zij niet wilde dat het slachtoffer zich prostitueerde maar dat ze haar wel eigenhandig naar de Noordwijk had gebracht. Zij betwistte ook dat ze geld had ontvangen van het slachtoffer, behalve dan voor eten.

De rechtbank oordeelde dat de feiten inzake mensenhandel bewezen waren. “Mensenhandel met het oog op de uitbuiting van prostitutie is als dusdanig niet gericht op de persoon die een persoon rekruteert om die zelf uit te buiten – een gedraging die al op grond van artikel 380 §1, 1° van het Strafwetboek wordt bestraft – maar richt zich in het bijzonder op de personen die anderen in staat stellen over te gaan tot de exploitatie door een bijdrage te leveren aan het ‘afleveren’ van de slachtoffers om ze vervolgens in de prostitutie te werk te stellen.” De beklaagde was in het begin misschien niet op de hoogte van de reden en van de omstandigheden van het slachtoffer in België maar na een week regelde ze wel een werkplek voor haar. Hiermee heeft zij wel daden gesteld die de exploitatie van de prostitutie door anderen mogelijk hebben gemaakt. Ze heeft haar niet begeleid in de richting van hulpverleningsdiensten die haar verder konden ondersteunen omwille van haar kwetsbare situatie en haar minderjarigheid. Dat volstaat om van mensenhandel te gewagen.

Voor de andere verzwarende omstandigheden vond de rechtbank onvoldoende elementen. De beklaagde heeft niet bewust deel willen uitmaken van een vereniging, het staat niet vast dat ze op enige wijze misbruik heeft willen maken van het slachtoffer, in tegenstelling tot de andere personen die rechtstreeks betrokken waren bij de overdracht. Er kon niet worden aangetoond dat ze van de activiteit een gewoonte had gemaakt. De tenlastelegging van exploitatie van de prostitutie werd niet bewezen geacht en de beklaagde werd hiervoor vrijgesproken.

Ze werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van een jaar en tot een geldboete van 8.000 euro, allebei met uitstel voor drie jaar.

Deze uitspraak is definitief.