Een beklaagde werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. De feiten dateerden van medio 2015 tot begin 2016. Het slachtoffer kwam in 2013 in Nigeria in contact met smokkelaars die haar naar Europa konden brengen. Ze zou hiervoor 52.000 euro moeten terugbetalen over een periode van zes maanden. Ze moest een voodoo-bezwering ondergaan voor haar vertrek. Ze vloog met haar eigen paspoort naar Turkije. Van daar werd ze per boot naar Griekenland gesmokkeld. Begin februari 2015 werd ze door de Griekse kustwacht van de boot gehaald en kwam ze in een opvangkamp terecht. Daar werd ze opgehaald door de beklaagde en haar vriend. Ze verbleef in hun appartement in Athene. Ze moest op straat tippelen tegen 10 euro per klant om haar schuld terug te betalen. Omdat de afbetaling te lang zou duren, werd haar aangeraden naar België te gaan waar ze meer kon verdienen. Er werd vaak gedreigd met voodoo.

In België woonde ze in de buurt van Antwerpen bij een kennis van de beklaagde. Het geld dat zij verdiende moest ze overschrijven op een Griekse bankrekening op naam van de vriend van haar madam. Dit gebeurde onder het dreigement dat haar kinderen in Nigeria zouden worden ontvoerd.

Tijdens het onderzoek werd een rechtshulpverzoek naar Griekenland verstuurd om meer informatie te krijgen over de beklaagde en de personen met wie zij samenleefde. Uit een bankonderzoek konden ook de overschrijvingen op de Griekse bankrekening worden vastgesteld. Een Belgische vriend van het slachtoffer werd eveneens bevraagd. Hij kon aantonen dat hij verschillende betalingen had verricht voor zijn vriendin, het slachtoffer, naar haar familie in Nigeria en naar haar madam in Griekenland.

Tijdens het onderzoek werd de zus van het slachtoffer in Nigeria, bij wie ook de twee kinderen van het slachtoffer verbleven, bedreigd opdat ze de openstaande schuld zou betalen. Zo niet, zou de kinderen iets worden aangedaan. Er gebeurde een retroactief telefonieonderzoek en ook bij de uitlezing van het gsm-toestel van de beklaagde kon informatie worden bekomen, evenals uit de chats op Facebook en Badoo.

De rechtbank meende dat de verklaringen van het slachtoffer consistent, gedetailleerd en geloofwaardig waren en dat ze geobjectiveerd konden worden aan de hand van een aantal elementen uit het strafdossier. Bovendien had de beklaagde geen plausibele verklaring over hoe het slachtoffer bij haar terechtgekomen was en waarom zij opvang en onderdak zou hebben geboden terwijl er geen vriendschaps- of familiebanden waren. De beklaagde werd door verschillende personen bijgestaan, maar die konden niet worden geïdentificeerd tijdens het onderzoek. De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met vijf jaar uitstel en tot een geldboete van 6.000 euro. De rechtbank hield rekening met het blanco strafregister en met het tijdsverloop sinds de feiten.

Er werd beroep aangetekend tegen deze beslissing.