In deze zaak werd een Belgische beklaagde vervolgd wegens mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van vijf slachtoffers, die op één na allemaal Belg waren. Ook zijn vriendin stond voor het merendeel van deze feiten terecht. De hoofdbeklaagde werd eveneens beschuldigd van de verkrachting van sommige slachtoffers, van slagen en verwondingen en van stalking van één slachtoffer. Ook een derde beklaagde werd vervolgd maar alleen voor de tenlastelegging slagen en verwondingen tegenover datzelfde slachtoffer.

Twee slachtoffers hebben zich burgerlijke partij gesteld.

De beklaagde ging altijd op dezelfde manier tewerk. Hij maakte als klant gebruik van de diensten van sekswerksters (escorts). Hij verleidde er een aantal of overtuigde hen ervan hem exclusief hun seksuele diensten te verlenen, in ruil voor huisvesting in zijn huis of in een flat die hij hun ter beschikking stelde. De meeste slachtoffers waren sociaal en economisch heel kwetsbaar, hadden geestelijke beperkingen of leefden aan de rand van de samenleving. Zodra hij voldoende invloed over de slachtoffers had, dwong hij hen tot prostitutie. Hij nam foto’s van de slachtoffers, die hij of zijn partner vervolgens op verschillende websites plaatste. Hij regelde de afspraken met de klanten. Aan een aantal van de slachtoffers gaf hij drugs, om hen van hem afhankelijk te maken. Een groot deel van hun inkomsten moesten zij aan hem afstaan.

De twee beklaagden werden veroordeeld voor mensenhandel op basis van uitvoerige, gedetailleerde en eensluidende verklaringen van de slachtoffers, gestaafd door andere elementen uit het dossier (retroactief telefonieonderzoek en analyse van advertenties voor seksuele diensten, resultaten van huiszoekingen, uitlezing van gsm’s, verklaringen van getuigen en beklaagden).

De beklaagde heeft wel degelijk de prostitutie van de slachtoffers uitgebuit door hen bij hem thuis (onderdak) voor hem te laten werken (controle), en door actief op zoek te gaan naar nieuwe slachtoffers (werving).

De andere beklaagde, die zijn partner was en zich ook prostitueerde, hielp bij de organisatie en bij de uitbuiting van de prostitutie van de slachtoffers: ze plaatste de advertenties, nam de telefoon “voor het werk” op, begeleidde de klanten, informeerde haar partner. Ook stond zij in voor de ontvangst en de verdeling van de opbrengsten.

De slachtoffers verklaarden dat zij, nadat ze met de beklaagde hadden samengewoond en voor hem hadden gewerkt, gedwongen werden andere of meer seksuele diensten te verlenen dan toen hij hun klant was (anale seks bijvoorbeeld). De rechtbank oordeelde dat de instemming van de slachtoffers irrelevant was, aangezien zij schrik hadden (of konden hebben) dat hij hen op straat zou zetten.

De rechtbank veroordeelde hen eveneens voor de tenlasteleggingen verkrachting, slagen en verwondingen en stalking, behalve bij de derde beklaagde, die voor deze tenlastelegging werd vrijgesproken.

Hij veroordeelde de beklaagde tot zeven jaar gevangenisstraf en tot een geldboete van 40.000 euro en de andere beklaagde tot drie jaar gevangenisstraf (met volledig uitstel) en tot een geldboete van 24.000 euro (deels met uitstel) en wees erop dat zij zowel slachtoffer als mededader was. Ze werkte als prostituee en werd door haar vriend (eerste beklaagde) geslagen wanneer zij te weinig klanten had. Zo bleef ze in de gratie van de beklaagde. De rechtbank hield hier rekening mee om haar uitstel te verlenen.

Hij veroordeelde de beklaagde tot de betaling van één euro provisioneel aan één slachtoffer en van 3.500 euro morele schadevergoeding aan het andere slachtoffer. De gevorderde materiële schadevergoeding van 15.000 euro, die overeenkomt met de winsten die het slachtoffer uit prostitutie zou hebben gepuurd, werd evenwel geweigerd. Volgens de rechtbank kon deze activiteit immers niet als grondslag dienen voor een vordering tot schadevergoeding.

Tegen deze beslissing werd beroep aangetekend door de hoofdbeklaagde.

In deze zaak werd een Belgische beklaagde vervolgd wegens mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van vijf slachtoffers, die op één na allemaal Belg waren. Ook zijn vriendin stond voor het merendeel van deze feiten terecht. De hoofdbeklaagde werd eveneens beschuldigd van de verkrachting van sommige slachtoffers, van slagen en verwondingen en van stalking van één slachtoffer. Ook een derde beklaagde werd vervolgd maar alleen voor de tenlastelegging slagen en verwondingen tegenover datzelfde slachtoffer.

Twee slachtoffers hebben zich burgerlijke partij gesteld.

De beklaagde ging altijd op dezelfde manier tewerk. Hij maakte als klant gebruik van de diensten van sekswerksters (escorts). Hij verleidde er een aantal of overtuigde hen ervan hem exclusief hun seksuele diensten te verlenen, in ruil voor huisvesting in zijn huis of in een flat die hij hun ter beschikking stelde. De meeste slachtoffers waren sociaal en economisch heel kwetsbaar, hadden geestelijke beperkingen of leefden aan de rand van de samenleving. Zodra hij voldoende invloed over de slachtoffers had, dwong hij hen tot prostitutie. Hij nam foto’s van de slachtoffers, die hij of zijn partner vervolgens op verschillende websites plaatste. Hij regelde de afspraken met de klanten. Aan een aantal van de slachtoffers gaf hij drugs, om hen van hem afhankelijk te maken. Een groot deel van hun inkomsten moesten zij aan hem afstaan.

De twee beklaagden werden veroordeeld voor mensenhandel op basis van uitvoerige, gedetailleerde en eensluidende verklaringen van de slachtoffers, gestaafd door andere elementen uit het dossier (retroactief telefonieonderzoek en analyse van advertenties voor seksuele diensten, resultaten van huiszoekingen, uitlezing van gsm’s, verklaringen van getuigen en beklaagden).

De beklaagde heeft wel degelijk de prostitutie van de slachtoffers uitgebuit door hen bij hem thuis (onderdak) voor hem te laten werken (controle), en door actief op zoek te gaan naar nieuwe slachtoffers (werving).

De andere beklaagde, die zijn partner was en zich ook prostitueerde, hielp bij de organisatie en bij de uitbuiting van de prostitutie van de slachtoffers: ze plaatste de advertenties, nam de telefoon “voor het werk” op, begeleidde de klanten, informeerde haar partner. Ook stond zij in voor de ontvangst en de verdeling van de opbrengsten.

De slachtoffers verklaarden dat zij, nadat ze met de beklaagde hadden samengewoond en voor hem hadden gewerkt, gedwongen werden andere of meer seksuele diensten te verlenen dan toen hij hun klant was (anale seks bijvoorbeeld). De rechtbank oordeelde dat de instemming van de slachtoffers irrelevant was, aangezien zij schrik hadden (of konden hebben) dat hij hen op straat zou zetten.

De rechtbank veroordeelde hen eveneens voor de tenlasteleggingen verkrachting, slagen en verwondingen en stalking, behalve bij de derde beklaagde, die voor deze tenlastelegging werd vrijgesproken.

Hij veroordeelde de beklaagde tot zeven jaar gevangenisstraf en tot een geldboete van 40.000 euro en de andere beklaagde tot drie jaar gevangenisstraf (met volledig uitstel) en tot een geldboete van 24.000 euro (deels met uitstel) en wees erop dat zij zowel slachtoffer als mededader was. Ze werkte als prostituee en werd door haar vriend (eerste beklaagde) geslagen wanneer zij te weinig klanten had. Zo bleef ze in de gratie van de beklaagde. De rechtbank hield hier rekening mee om haar uitstel te verlenen.

Hij veroordeelde de beklaagde tot de betaling van één euro provisioneel aan één slachtoffer en van 3.500 euro morele schadevergoeding aan het andere slachtoffer. De gevorderde materiële schadevergoeding van 15.000 euro, die overeenkomt met de winsten die het slachtoffer uit prostitutie zou hebben gepuurd, werd evenwel geweigerd. Volgens de rechtbank kon deze activiteit immers niet als grondslag dienen voor een vordering tot schadevergoeding.

Tegen deze beslissing werd beroep aangetekend door de hoofdbeklaagde.