De tenlastelegging mensenhandel wordt aangenomen tegen Chinese restauranthouders die in hun restaurant landgenoten uitbuitten. Eén van de slachtoffers vertelde in België te zijn beland via een ‘slangenkop’-organisatie (Chinese maffia). Zijn paspoort werd afgenomen en voor zijn ogen kapotgescheurd. Hij werkte eerst in restaurants in Antwerpen en Leuven, en uiteindelijk ook in het restaurant van de beklaagde in Doornik.

Hij werkte er veertien uur per dag en kreeg daar 400 euro per maand voor. De werkomstandigheden waren zwaar (hij kreeg er geen pauze, zijn maaltijden bestonden uit de restjes van de klanten, hij moest gebroken servies terugbetalen) en hij was ondergebracht in precaire omstandigheden (een kelderverdieping met een schuilplaats waar werknemers zich bij politiecontroles moesten verstoppen). Toen het slachtoffer niet langer werd betaald en om zijn loon vroeg, werd hij op straat gezet en dreigde beklaagde ermee hem aan te geven.

De rechtbank acht de tenlastelegging mensenhandel bewezen, met name op basis van de verklaringen van de slachtoffers: ze zaten in een bijzonder kwetsbare situatie; ze zaten ver van hun land, dat ze via een clandestien netwerk in mensonwaardige omstandigheden hadden verlaten; ze hadden geen identiteitsdocumenten en, mede door hun lage loon, geen middelen; hun huisvesting was rudimentair; en ze verbleven hier onwettig, zonder sociale bescherming. Hun arbeids- en woonomstandigheden waren in strijd met de menselijke waardigheid.

De beklaagden worden ook veroordeeld voor witwassen en voor tal van inbreuken op het sociaal strafrecht.

De burgerlijke partijen krijgen aanzienlijke schadevergoedingen toegewezen: één slachtoffer ontvangt 7.500 euro voor materiële en morele schade vermengd, een ander slachtoffer krijgt 22.017 euro (waarvan 19.017 euro wegens materiële schade en 3.000 euro wegens morele schade) en het laatste slachtoffer krijgt 40.480 euro (35.480 euro wegens materiële schade en 5.000 euro wegens morele schade).