Dit vonnis heeft betrekking op de logistieke hulp bij mensensmokkel met bootjes op de Noordzee. De twee beklaagden in dit dossier hebben de Nederlandse nationaliteit. Zij werden tijdens een politiecontrole opgemerkt omdat de ruiten van hun wagen waren afgedekt met karton. Tijdens de controle bleek dat de wagen volgeladen was met oranje zwemvesten, een buitenboordmotor, een rubberboot, een jerrycan met benzine, een doos vol documenten en kopieën van paspoorten. De FGP nam het onderzoek over. In Nederland bleek een van de beklaagden gekend voor diverse antecedenten. Een gesprek in het cellencomplex werd opgevangen waarbij de twee beklaagden afspraken wie wat zou verklaren.

Uiteindelijk bevestigde een van de beklaagden dat hij in Duitsland een boot, een lattenbodem en zwemvesten was gaan ophalen en naar een adres in Frankrijk moest brengen voor een opdrachtgever in Den Haag. De buitenboordmotor bleek naderhand gestolen bij een watersportvereniging in Nederland.

De rechtbank achtte de beklaagden schuldig aan mensensmokkel en veroordeelde hen tot gevangenisstraffen van dertig maanden met uitstel en tot geldboetes van 8.000 euro.

Deze beslissing is definitief.