In dit dossier werden vijf beklaagden vervolgd voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden. De beklaagden waren afkomstig uit Eritrea en Ethiopië. Een slachtoffer stelde zich burgerlijke partij.

De smokkelactiviteiten vonden voornamelijk plaats op de snelwegparking in Wetteren in januari en februari 2020.

Het gerechtelijk onderzoek gebeurde via observaties, tapmaatregelen, retro-telefonieonderzoek, uitlezen van gsm’s en ondervragingen van transmigranten. Er werd vaak gebruikgemaakt van Britse prepaid-simkaarten.

De hoofdbeklaagde was duidelijk de leider van de smokkelgroep. Hij vroeg 800 euro aan de kandidaat-vertrekkers om gesmokkeld te worden. Hij was diegene die de vrachtwagens opende, de bestemming controleerde en de vrachtwagens opnieuw sloot. De nieuwe transmigranten konden pas worden gesmokkeld indien de beklaagde daartoe uitdrukkelijk de toestemming gaf.

De andere vier beklaagden verleenden hulp aan de eerste. Sommige beklaagden argumenteerden dat zij zelf geen geld ontvingen maar in ruil in het VK probeerden te geraken. De rechtbank oordeelde dat het volgens artikel 77bis van de vreemdelingenwet niet vereist is dat iedere medebeklaagde persoonlijk geld ontvangt. Als men rechtstreeks of via een tussenpersoon zijn medewerking verleent en deelneemt aan een organisatie die mensen smokkelt, volstaat dat om als mededader schuldig te zijn. Volgens de rechtbank beoogden ze minstens een indirect vermogensvoordeel.

De rechtbank achtte de beklaagden schuldig maar beperkte wel het aantal slachtoffers.

Ook de verzwarende omstandigheden waren bewezen. Er werd misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van de transmigranten. Ze werden in laadruimtes van koelwagens en bulkwagens geladen, wat grote risico’s inhield voor hun leven. Er was ook sprake van een vereniging: individueel smokkelen is onmogelijk. Mensensmokkel is teamwerk en alle beklaagden hadden een specifieke rol binnen het systeem, als wachter (uitkijker), uitvoerder of begeleider. De vereniging was duidelijk gestructureerd waarbij de overige beklaagden in contact stonden met de eerste beklaagde die hoger in de hiërarchie stond. Hij besliste wanneer er naar de parkings zou worden gegaan, in welke vrachtwagens de transmigranten zouden worden “ingeladen” en stond in voor het openen en het sluiten van de vrachtwagens. Hij deed er zelf alles aan om onder de radar te blijven. De andere beklaagden fungeerden als tussenpersoon en stonden in contact met de transmigranten, hielpen hen naar de parkings te brengen, stonden op de uitkijk en zorgden voor het nodige materiaal.

De eerste beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en tot een geldboete van 46.000 euro. De andere beklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen een jaar en drie jaar en tot geldboetes tussen 5.000 euro en 24.000 euro, gedeeltelijk met uitstel.

Tegen deze beslissing werd beroep aangetekend.