Deze zaak heeft betrekking op een Roemeens koppel. Het koppel werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en verschillende inbreuken op het sociaal strafrecht. Hen werd ten laste gelegd opeenvolgend twee Roemeense als huishoudelijk werksters te hebben uitgebuit. De eerste was ten tijde van de feiten minderjarig (15 jaar) en werd vijf jaar uitgebuit. De tweede, die een lichte verstandelijke beperking had, was meerderjarig en is enkele maanden uitgebuit. Die laatste had zich burgerlijke partij gesteld.

De rechtbank veroordeelde hen voor alle tenlasteleggingen. Wat de mensenhandel betrof, was er volgens de rechtbank wel degelijk sprake van ontvangst met het oog op tewerkstelling in omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid. De beklaagden hebben de twee slachtoffers bij hen thuis ontvangen. Het eerste slachtoffer was bovendien op 15-jarige leeftijd in België aangekomen, een leeftijd waarop ze minstens gedeeltelijk schoolplichtig was. Er werden echter geen stappen ondernomen om haar in België te kunnen inschrijven, noch om haar naar een school te sturen. Het slachtoffer hield zich met de jonge kinderen bezig en hielp de beklaagde om bij anderen het huishouden te doen. Ze stond om 7 uur op om de kinderen aan te kleden en naar school te brengen. Daarna keerde ze terug naar huis om het huishouden te doen, om vervolgens samen met de beklaagde elders te gaan helpen. 's Avonds ging ze de kinderen afhalen op school en stak ze ze in bed. Het andere slachtoffer, dat hetzelfde uurrooster had, bevestigde die dagindeling. Nooit is ze betaald geweest, terwijl haar 150 of 250 euro was beloofd. Al snel mocht ze geen contact meer met haar familie onderhouden, ze werd door de beklaagde beledigd en ze kon zich niet vrij bewegen. Haar identiteitskaart kreeg ze niet. Ze deelde een bed met een van de kinderen en ze mocht zich maar twee keer per week douchen, terwijl het gezin zich dagelijks waste.

Aangezien de redelijke termijn was verstreken, heeft de rechtbank de straffen beperkt. De beklaagden worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar met uitstel en een boete van 6.000 euro met uitstel.

De rechtbank veroordeelde de beklaagden tot betaling aan de burgerlijke partij van een provisionele schadevergoeding van 600 euro op een schade geraamd op 1482,57 euro en van een materiële schadevergoeding van 1.000 euro.

Deze beslissing is definitef.