In dit dossier van mensensmokkel werd een grootschalig internationaal netwerk van mensensmokkelaars ontmaskerd, naar aanleiding van een moordzaak, die opereerde vanuit het Verenigd Koninkrijk en Oekraïne en waarbij België gebruikt werd als transitland. In het smokkeldossier werden in totaal 15 beklaagden vervolgd.

De zaak kwam aan het licht door het onderzoek dat gevoerd werd in een moordzaak, waarbij een vrachtwagenchauffeur werd omgebracht door enkele bendeleden. In dit moorddossier werd een vrachtwagenchauffeur gewurgd en met steekwonden aangetroffen in zijn vrachtwagen op een parking langs de snelweg. Twee van de 15 beklaagden werden vervolgd voor de moord.

Het onderzoek dat volgde gebeurde op basis van de gegevens uit de tachograaf waar men uit kon afleiden wanneer de vrachtwagen precies gereden had. Er werd ook een vernielde GSM aangetroffen waarop een telefonieonderzoek werd uitgevoerd en naar aanleiding waarvan verschillende tapmaatregelen bevolen werden van de nummers waar de chauffeur kort voor zijn dood mee gebeld had. Deze nummers leidden naar verschillende beklaagden zowel in België als in het Verenigd Koninkrijk. Bij een patrouille werd een van deze beklaagden op heterdaad betrapt bij smokkelactiviteiten op een parking. Er volgenden arrestaties en huiszoekingen, waarbij onder andere slachtoffers werden aangetroffen als ook honderden valse Poolse identiteitsdocumenten. Uit de verklaringen van de verdachten en mensensmokkelslachtoffers werd al snel duidelijk dat de moord gebeurd was binnen een internationaal goed georganiseerde smokkelbende. De vrachtwagenchauffeur was omgebracht door twee bendeleden nadat er een ruzie ontstaan was over de aan de chauffeur verschuldigde geldsommen, nadat deze laatste verschillende personen in zijn vrachtwagen naar het Verenigd Koninkrijk had gesmokkeld. De moordzaak werd behandeld in het vonnis van 21 februari 2017.

In de zaak van de mensensmokkel werden de 15 beklaagden vervolgd voor mensensmokkel met verzwarende omstandigheden, bendevorming, gebruik van valse identiteitsdocumenten, heling van identiteitsdocumenten, bedrieglijke afgifte van valselijk verkregen identiteitsdocumenten.

Het gerechtelijk onderzoek werd uitvoerig gevoerd aan de hand van telefonieonderzoek, tapmaatregelen, vaststellingen gedaan tijdens verschillende huiszoekingen, uitlezing van laptop, iPad en GSM-toestellen, analyses van gesprekken via sociale media, analyses van de gegevens uit de tachograaf en trackingsysteem van de vrachtwagen, observaties, camerabeelden op de parkings, bankonderzoek, verklaringen van beklaagden en slachtoffers…, en een betrapping op heterdaad door een politiepatrouille.

Er werden internationale rogatoire commissies gestuurde naar Letland en London, en er werden internationale aanhoudingsmandaten gevraagd.

Uit de informatie verkregen tijdens het onderzoek, onder meer een gedetailleerde boekhouding/dagboek, bleek dat de overtocht van minstens 500 personen werd georganiseerd of uitgevoerd. De twee leiders van de bende zaten in Londen en Oekraïne. Een van de beklaagden ronselde in Oekraïne onder het mom van een reisbureau mensen om over te brengen naar Groot-Brittannië. Hij zorgde ook voor de Schengen-visa via Polen en regelde de eerste transport van Oekraïne naar België. In België werden de slachtoffers opgevangen in verschillende ‘safe houses’, ze kregen er valse (Poolse) identiteitsdocumenten, werden naar parkings langs de autostrades in België en soms Frankrijk gebracht en naar de vrachtwagen geleid. Vandaar maakten ze de overtocht naar het Verenigd Koninkrijk als passagier of bijrijder.

Wat betreft het misdrijf van bendevorming en het deel uitmaken als leiding of lid van een criminele organisatie, oordeelde de rechtbank dat de criminele organisatie goed georganiseerd was en bestond uit een hiërarchische structuur met een leidinggevend, midden en uitvoerend kader met een duidelijke taakverdeling die al actief was sinds minstens januari 2015. Alle constitutieve elementen waren dus aanwezig voor dit misdrijf. De rechtbank maakt in het vonnis een analyse van de verschillende individuele rollen van elk van de beklaagden binnen de goed georganiseerde criminele organisatie. De twee topfiguren van de organisatie opereerden respectievelijk vanuit het Verenigd Koninkrijk en Oekraïne en stuurden de anderen aan. Een van de beklaagden deed binnen de organisatie zelfs dienst als kapper die het haar knipte van de te smokkelen slachtoffers zodat ze meer zouden lijken op de personen van de Poolse identiteitsdocumenten.

Voor het misdrijf mensensmokkel met verzwarende omstandigheden, dat er misbruik werd gemaakt van de kwetsbare toestand van de slachtoffers, dat van de activiteit een gewoonte werd gemaakt en dat de activiteit gebeurde binnen een vereniging, oordeelde de rechtbank dat de eerste omstandigheid niet bewezen was. De slachtoffers beschikten over een precaire verblijfstitel in België, die in de meeste gevallen onder valse voorwendsels bekomen was maar voor de rechtbank bewees dit in casu niet dat de leden van de organisatie ook werkelijk gebruik of misbruik hadden gemaakt van de kwetsbare toestand. Ze beperkten de bewegings-en handelingsmogelijkheden van de slachtoffers niet. Ze wisten op voorhand dat ze in de Schengenzone zouden terecht komen met een tijdelijke (precaire) verblijfstitel en dat zij nadien identiteitsdocumenten zouden ontvangen om de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk te maken met een vrachtwagen. Ook de smokkel zelf gebeurde, volgens de rechtbank, in relatief menswaardige omstandigheden waarbij de kandidaten gesmokkeld werden als reguliere passagiers in een busje of als passagier of bijrijder van een vrachtwagen. De andere omstandigheden beschouwde de rechtbank voor bewezen.

Ook de misdrijven van het gebruik maken van valse identiteitsdocumenten en de heling van identiteitsdocumenten werden door de rechtbank voor bewezen geacht.

Bij de bepaling van de strafmaat tilde de rechtbank zwaar aan de hoge mate van organisatie, de opgezette structuur en de veelheid van vertakkingen van de criminele organisatie. De beklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen de 8 maanden en 7 jaar en tot zeer hoge geldboetes van soms meer dan € 3 miljoen. Er werden ook verbeurdverklaringen uitgesproken.

In het moorddossier werden de twee beklaagden schuldig bevonden aan doodslag met voorbedachten rade en veroordeeld tot gevangenisstraffen van 27 jaar en 23 jaar.

Myria stelde zich burgerlijke partij en kreeg € 1 schadevergoeding. Ook in het moorddossier stelde Myria zich burgerlijke partij, dewelke echter onontvankelijk werd verklaard.