In deze zaak opereert een smokkelbende vanuit een kerk in Zeebrugge.

Drie beklaagden werden vervolgd voor mensensmokkel. Zij smokkelden personen, vooral van Irakese en Iraanse origine, van België naar het Verenigd Koninkrijk. De feiten deden zich voor in de eerste helft van 2016. De scheepvaartpolitie trof de slachtoffers aan bij de ferry terminal in Zeebrugge. Via beveiligingscamerabeelden kon men vrij veel informatie inwinnen over de daders en hun activiteiten. Ook werd er informatie vergaard via tapgesprekken en uitlezing van GSM-toestellen. Een van de slachtoffers betaalde € 3.000 voor de oversteek naar het Verenigd Koninkrijk, een bedrag dat zijn familie stortte op een rekening in het Verenigd Koninkrijk. Een kerk in Zeebrugge werd gebruikt als een uitvalsbasis. De smokkelaars bepaalden wie er wel en wie er niet mocht verblijven en eten. Ze schuwden geen geweld bij hun activiteiten.

De rechtbank achtte de feiten voor bewezen en veroordeelde de beklaagden voor de feiten van mensensmokkel met verzwarende omstandigheden alsook voor hun onwettige verblijf op het grondgebied.

De beklaagden kregen daarvoor gevangenisstraffen tussen de 3 jaar en 5 vijf jaar en geldboetes van € 18.000. De derde beklaagde werd bij verstek veroordeeld. Een van de slachtoffers stelde zich burgerlijke partij en kreeg een schadevergoeding van € 1.

Er werd beroep aangetekend op strafrechtelijk vlak in deze zaak.