Er zijn vijf beklaagden in deze zaak. De tweede en derde beklaagde werden beschuldigd van mensensmokkel. De eerste, de tweede, de vierde en de vijfde beklaagde stonden terecht voor mensenhandel. Eveneens waren er tenlasteleggingen van verkrachting en het deel uitmaken van een criminele organisatie. Mede inzake waren twee uitbaters van een inrichting en een eigenaar van een pand. Eén minderjarig slachtoffer stelde zich burgerlijke partij.

De feiten kwamen aan het licht door een politieactie die werd opgezet tegen verdoken en verborgen prostitutie. Via een geadverteerd oproepnummer op een website regelde een politieman een afspraak met een dame. Toen de dame de deur opende, maakte de politieman zich kenbaar. Bij het doorzoeken van de woning, stelde de politie vast dat er zich in de woning een peeskamer bevond. Bij het ophalen van de persoonlijke spullen van de dame, werd nog een ander slachtoffer aangetroffen, alsook een van de beklaagden die een gsm uit elkaar aan het halen was. De slachtoffers zijn allemaal afkomstig uit Nigeria, bepaalde onder hen werden via de beklaagden het land in gesmokkeld. Een van de slachtoffers vertelde dat er aan haar beloofd was om als kinderoppas te zullen kunnen werken in België. Er werden voodoopraktijken toegepast voor de aanvang van de reis, waarbij op het lichaam van een van de slachtoffers met een scheermesje inkervingen werden aangebracht. Een ander slachtoffer kreeg water mee dat haar leven positief zou beïnvloeden. Deze voodoopraktijken werden meermaals als chantagemiddel gebruikt ten opzichte van de slachtoffers om hen te intimideren. Aan de slachtoffers werden er tijdens hun tocht naar België voortdurend richtlijnen gegeven.

De slachtoffers waren verplicht om zich te prostitueren. Onder de slachtoffers bevonden zich ook drie minderjarigen. Het geld dat ze verdienden, moesten ze afstaan aan de beklaagden. Twee slachtoffers werden door de tweede beklaagde verkracht, een van hen was op dat ogenblik nog minderjarig. Er vonden verschillende huiszoekingen plaats waarbij de politie onder andere tablets en gsm-toestellen aantrof met foto’s, contactlijsten en berichten die de verklaringen van de slachtoffers bevestigden. Verder vond er ook een uitgebreid telefoononderzoek plaats.

Onder de beklaagden bevonden zich onder andere twee taxichauffeurs, echter achtte de rechtbank de tenlastelegging mensenhandel ten opzichte van hen niet bewezen. Dit aangezien het niet duidelijk was hoe frequent deze beklaagden de slachtoffers vervoerd hadden en of ze wel degelijk wisten dat het om slachtoffers van mensenhandel ging.

De rechtbank besloot voor de overige drie beklaagden dat ze deel uitmaakten van een internationaal vertakte criminele organisatie die in Nigeria meisjes en vrouwen ronselden om hen naar België over te brengen en hen vervolgens in de prostitutie tewerk te stellen. De slachtoffers waren financieel volledig afhankelijk van de beklaagden en waren niet in het bezit van een geldig verblijfsdocument. Bijgevolg bevonden de slachtoffers zich in een kwetsbare toestand, waar de beklaagden misbruik van hebben gemaakt.

De eerste beklaagde werd veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van zes jaar en een geldboete van 2 x 6.000 euro. De tweede beklaagde werd veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van zeven jaar en een geldboete van 3 x 6.000 euro. Tenslotte, kreeg de derde beklaagde een hoofdgevangenisstraf van dertig maanden en een geldboete van 2 x 6.000 euro met uitstel. Het Openbare Ministerie vorderde ook een sluiting van de inrichting waar de feiten zich afspeelden. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende basis was voor een sluiting. Verschillende goederen werden verbeurdverklaard. Voor de eerste en tweede beklaagde werd telkens nog een bedrag van 4.000 euro verbeurdverklaard.

Eén minderjarig slachtoffer stelde zich via haar voogd ad hoc burgerlijke partij en vroeg een materiële en morele schadevergoeding van 2.500 euro. Deze vordering werd toegewezen.

Dit vonnis werd aangevochten voor het hof van beroep van Antwerpen op 8 februari 2018 (non disponible). De straf van de eerste veroordeelde werd gereduceerd van zes jaar hoofdgevangenisstraf naar vijf jaar. De straf van de tweede veroordeelde werd bevestigd.