In deze zaak  in de bouwsector, zijn twee beklaagden vervolgd onder andere voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting van buitenlandse werknemers die hier illegaal verbleven. Een van hen werd ook vervolgd voor de uitbuiting van Belgische werknemers. Ze werden ervan beticht hen 7 dagen op 7, meer dan 9 uur per dag, zonder werkuitrusting noch passende bescherming, zonder sanitair en onderbetaald, renovatiewerken aan huizen te hebben laten uitvoeren. Sommige werknemers sliepen ter plaatse in precaire omstandigheden.

Het hof bevestigde de uitspraak die in eerste aanleg door de rechtbank van Aarlen werd uitgesproken in haar vonnis van 8 mei 2014. De rechtbank verklaarde de tenlastelegging mensenhandel aangetoond maar enkel tegenover de buitenlandse werknemers en dus niet tegenover de Belgen.  

Het hof benadrukt dat de versies van de burgerlijke partijen zijn eensluidend en worden gestaafd door getuigenissen. Het hof heeft zich gebaseerd op een arrest van het Hof van Cassatie en er in dit verband op gewezen dat het tewerkstellen van werknemers op een manier dat ze economisch worden uitgebuit in strijd is met de menselijke waardigheid en dus een bestanddeel van mensenhandel vormt. Het hof heeft vastgesteld dat dit hier wel degelijk het geval was: de plaats waar de buitenlandse werknemers onderdak kregen was ongezond en het loon dat ze ontvingen voor werk dat ze in moeilijke omstandigheden moesten verrichten, zonder verwarming noch uitrusting die het welzijn van de werknemers garandeerden, toonden voldoende aan dat het ging om omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid.

Het hof kende wel uitstel toe voor in eerste aanleg uitgesproken straffen. Het hof bevestigde de in eerste aanleg toegekende materiële schadevergoeding, met name het achterstallige loon. In tegenstelling tot de rechtbank van eerste aanleg, heeft het hof de burgerlijke partij die een morele schadevergoeding eiste, die ook toegekend. De eerste rechter had die morele schadevergoeding immers geweigerd aangezien de werknemers niet van hun bewegingsvrijheid waren beroofd en ze elkaar in die illegale tewerkstelling hadden meegesleept. Het hof daarentegen heeft geoordeeld dat de aantasting van de menselijke waardigheid van elk van de partijen, op zich al een vergoedbare morele schade is. Het hof heeft dan ook een morele schadevergoeding van 1.500 euro toegekend.