Deze zaak betrof een smokkeldossier waarbij een multicrimineel Chinees netwerk betrokken was. In dit dossier werden acht beklaagden van Chinese afkomst voor verschillende tenlasteleggingen vervolgd, drie van hen voor poging tot mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van niet-geïdentificeerde minderjarige meisjes. Zes andere voor verschillende tenlasteleggingen inzake mensensmokkel met verzwarende omstandigheden (misbruik van een kwetsbare situatie, activiteit met een gebruikelijk karakter en bendevorming). Ze werden ervan beschuldigd voornamelijk Chinese en Tibetaanse onderdanen te hebben opgehaald en vervoerd of hen valse of vervalste documenten te hebben bezorgd (Europese identiteitskaarten, arbeidsovereenkomsten, documenten met betrekking tot sociale zekerheid of belastingen, werk, of een verblijfplaats).

De bedoeling was om hen een verblijfsvergunning of een mogelijkheid op verblijf of werk te kunnen geven zonder over de noodzakelijke werkvergunning te beschikken. Deze "diensten" werden verleend tegen soms aanzienlijke vergoedingen. Zo had een Chinese onderdaan die zich burgerlijke partij had gesteld in een periode van bijna 10 jaar de totale som van 11.000 euro uitgegeven om een verblijfplaats, werk (als afwasser in een restaurant), en valse documenten (o.a. een valse Roemeense identiteitskaart) te bemachtigen. Een vrouwelijke Chinese onderdaan kreeg in ruil voor de som van 1.600 euro een arbeidsovereenkomst, een schoolattest en twee aanbevelingsbrieven. Tegen betaling van een som van 2.100 euro zou ze ook als vermeend slachtoffer van mensenhandel zijn geïntroduceerd bij een gespecialiseerd opvangcentrum. Verschillende andere Chinezen werden bovendien aan het werk gezet in een massagesalon. Bij de andere tenlasteleggingen ging het om feiten van afpersing en poging tot afpersing, deelname, als leider of lid, aan de activiteiten van een criminele organisatie, corruptie, bezit van verdovende middelen, valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken en irregulier verblijf.

Begin 2015 lag een reeks feiten aan de basis van de opstart van een onderzoek naar een mensensmokkelnetwerk. Chinezen en Tibetanen zouden vanuit China via Europese landen irregulier naar België zijn gebracht In januari 2015 ontdekte de douane-inspectie een DHLpakket met twee authentieke Chinese paspoorten. De uit China afkomstige zending was bestemd voor de hoofdbeklaagde. Kort daarna meldde zich een slachtoffer dat deze beklaagde aanwees als de persoon die de documenten regelde om in België te kunnen verblijven en werken. Achteraf kwamen ook andere feiten van gebruik van valse documenten aan het licht. Door gegevens op gevonden voorwerpen te onderzoeken en de latere slachtoffer- en getuigenverklaringen en de feiten rond de valse identiteitsdocumenten te analyseren kwamen de politiediensten mensen, voornamelijk Chinese onderdanen, op het spoor die personen irregulier naar België lieten overkomen. De smokkelactiviteiten werden in België uitgevoerd door personen van Chinese afkomst die in contact stonden met de eerste beklaagde die een spilfiguur was. De slachtoffers betaalden enorme bedragen om illegaal naar België te worden overgebracht. Eens ze hier waren werden ze aan het werk gezet in restaurants, illegale kookateliers, massagesalons, in de bouw of als oppas om hun schulden te kunnen afbetalen. Slachtoffers werden in dienst genomen bij commerciële bedrijven die zowel door bendeleden als door derden die op zoek waren naar illegale werknemers waren opgericht. De valse identiteitsdocumenten werden niet alleen aan de slachtoffers verkocht, ze werden ook tijdelijk door de slachtoffers gebruikt tegen betaling van een huurvergoeding of een waarborg.

Uit het onderzoek bleek dat de slachtoffers fysiek en verbaal werden bedreigd zodat ze hun situatie niet bij de autoriteiten zouden durven aan te geven. Naar verluidt waren er contacten bij het Belgische gemeentepersoneel en de Chinese ambassade om verblijfsdocumenten voor de slachtoffers te verkrijgen. De bendeleden regelden het verblijf van de slachtoffers en zorgden voor een job. Aangezien ze geen Europese talen machtig waren, behielden de bendeleden volledige controle over de slachtoffers. De betalingen voor het verblijf en voor de verblijfsdocumenten gebeurden op verschillende manieren.

Bij gebrek aan voldoende objectieve bewijzen in dit dossier achtte de Nederlandstalige correctionele rechtbank van Brussel in haar vonnis van 12 januari 2018, de tenlastelegging van poging tot mensenhandel niet als bewezen. Voor de vele tenlasteleggingen inzake mensensmokkel achtte de rechtbank er een aantal van bewezen in hoofde van drie beklaagden. De drie andere beklaagden werden van die feiten vrijgesproken.

Het beroep had betrekking op vijf beklaagden, onder wie de hoofdbeklaagde en een andere beklaagde die in eerste aanleg voor mensensmokkel was veroordeeld. In zijn arrest wees het Brusselse hof van beroep erop dat het wegens de (beperkte) draagwijdte van het beroep van het Openbaar Ministerie niet bevoegd was om opnieuw uitspraak te doen over de vrijspraken die in eerste aanleg waren uitgesproken voor feiten van poging tot mensenhandel, en evenmin voor bepaalde feiten van mensensmokkel.

Het bevestigde in grote lijnen het in eerste aanleg uitgesproken vonnis, met een aantal wijzigingen, aanvullingen en verduidelijkingen. Het hof bevestigde de in eerste aanleg uitgesproken veroordelingen voor feiten van mensensmokkel die het kreeg voorgelegd, met uitzondering van de feiten in verband met het tegen vergoeding introduceren van een Chinese onderdaan bij een gespecialiseerd opvangcentrum als vermeend slachtoffer. Volgens het hof bleek niet op welke manier de hoofdbeklaagde aldus zou hebben bijgedragen tot het illegale verblijf van deze persoon in België. Het bevestigde ook de in eerste aanleg uitgesproken vrijspraak van de hoofdbeklaagde en medebeklaagde voor de als mensensmokkel gekwalificeerde feiten met betrekking tot de tewerkstelling in een massagesalon van de personen die in de dagvaarding worden genoemd. Er bestond immers twijfel over hun illegaal verblijfsstatuut.

Het hof heeft wel de beslissing van de rechtbank over de tewerkstelling in datzelfde massagesalon van andere personen, waaronder een Tibetaanse onderdaan die illegaal in België leek te hebben verbleven, herzien. Het baseerde zich daarvoor op opgenomen gesprekken en op de verklaringen van de medebeklaagde. Het hof heeft ook een van de in eerste aanleg niet bewezen geachte tenlasteleggingen inzake smokkel herzien naar poging tot smokkel, en dit als bewezen geacht.

Het verzwaarde ook de straffen van de eerste beklaagde: 5 jaar gevangenisstraf (en niet langer 4), en 66.000 euro boete (in plaats van 54.000). Ook de straffen van verschillende andere beklaagden werden verzwaard.

Het hof bevestigde de aan het slachtoffer dat zich burgerlijke partij had gesteld toegekende schadevergoedingen en intresten. En gelet op de nieuwe veroordelingen voor enkele feiten van mensensmokkel kende het hof in totaal 1.100 euro toe aan het opvangcentrum dat zich burgerlijke partij had gesteld.