Het hof van beroep van Antwerpen heeft een dossier  die op 20 november 2019 door de correctionele rechtbank van Antwerpen werd behandeld, opnieuw onderzocht. Zes beklaagden werden vervolgd voor mensenhandel en mensensmokkel van verschillende slachtoffers, van wie er zich twee burgerlijke partij hadden gesteld.

Het onderzoek begon na een bericht aan de politie van een Franse ngo die een slachtoffer begeleidde. De twee slachtoffers werden in Nigeria geronseld door de moeder van de hoofdbeklaagde. Zij waren voor respectievelijk 25.000 en 20.000 euro naar Europa kunnen komen. Daarvoor moesten ze een voodooritueel ondergaan. Het eerste slachtoffer was amper zeventien jaar oud toen ze de reis aanvatte. Een slachtoffer werd in Italië opgepikt door een man, de tweede beklaagde, en onmiddellijk aan het werk gezet in de prostitutie om haar schuld af te betalen. Na een paar maanden besloot hij haar naar België te sturen. Eenmaal in België werd ze ondergebracht in een huis in het Antwerpse, waar ze het tweede slachtoffer opnieuw aantrof. Zij werkte in de Antwerpse flat en op verschillende andere plaatsen in België. In Brussel werkte ze in een vitrine, waarvoor zij huur moest betalen. Ze moest haar inkomsten afstaan aan de eerste beklaagde en de tweede beklaagde, zus en broer.

Op een gegeven moment werd ze naar Frankrijk gestuurd om er asiel aan te vragen en een maandelijkse uitkering van 350 euro te ontvangen, die ze volledig moest afgeven. Toen zij door de eerste beklaagde uit het appartement was gezet, kreeg ze onderdak bij kennissen van de beklaagden in Frankrijk. Daar nam ze contact op met de ngo.

Eén van de beklaagden is een prostituee, die haar vitrine aan het eerste slachtoffer verhuurde. Een andere beklaagde stelde zijn woning ter beschikking.

De rechtbank achtte de feiten van mensenhandel en mensensmokkel bewezen. De beklaagden maakten deel uit van een netwerk dat Nigeriaanse vrouwen naar België lokte en hen dwong om zich te prostitueren. De hoofdbeklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van vijf en vier jaar, en tot boetes van 16.000 euro. Verschillende geldsommen zijn in beslag genomen. De burgerlijke partijen ontvingen respectievelijk 21.679 euro en 8.500 euro als (materiële en morele) schadevergoeding.

De eerste beklaagde en hoofdbeklaagde tekende beroep aan tegen alle beschikkingen van de beslissing. Het hof van beroep bevestigde het eerdere vonnis. Het hof oordeelde dat de stelling van de beklaagde dat de twee slachtoffers haar valselijk beschuldigen omdat zij een einde maakte aan hun comfortabele leventje door hen uit het appartement te zetten omwille van de komst van haar partner en baby en omdat de slachtoffers hoopten zo verblijfsdocumenten te krijgen volstrekt ongeloofwaardig was. Het verloop en de resultaten van het onderzoek (onder meer het onderzoek op de website redlights.be, de uitlezing van telefoniegegevens, de notities in de bagage van het slachtoffer, de verklaring van een vriendin van de beklaagde, de politionele vaststellingen, het retroactieve telefonieonderzoek, de inlichtingen uit Italië en Frankrijk) komen overeen met de duidelijke en gedetailleerde verklaringen van de beide slachtoffers. Het hof oordeelt dan ook dat de feiten van mensensmokkel en mensenhandel vaststaan. Op een kleine aanpassing van de plaatsbeschrijving en incriminatieperiode na wordt het eerdere vonnis bevestigd.

Het hof bevestigde ook de in eerste aanleg uitgesproken straffen.