In deze zaak in verband met exotische winkels bevestigde het Hof de veroordeling in eerste aanleg door de correctionele rechtbank van Luik op 14 januari 2013. Volgens het hof was er wel degelijk sprake van werkomstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid: de werknemers presteerden meer uren dan was aangegeven, als die al waren aangegeven; het uurloon was belachelijk laag en de werkplaats voldeed niet aan de door de sociale wetgeving bepaalde normen (geen sanitair, geen refter, geen lunchpauze …). Bovendien hadden de werknemers richtlijnen gekregen in geval van controle, werden ze via camerabewaking permanent gecontroleerd en werden ze zonder vooropzeg ontslagen. De totale controle van de beklaagde bleek ook uit het feit dat hij bepaalde werknemers onderdak bood en dat hij persoonlijk hun administratieve formaliteiten regelde, zogezegd om hun verblijf te regulariseren.

Het hof wees erop dat in tegenstelling tot wat de beklaagde beweerde, mensenhandel niet beperkt blijft tot situaties waarin de werknemer van zijn vrijheid of papieren wordt beroofd.

Verder stelde het hof dat het werven in een normale betekenis moest worden begrepen en dat daaraan is voldaan zodra de beklaagden werknemers in dienst nemen om gebruik te maken van hun werkkracht.

Het hof kende de burgerlijke partij 500 euro morele schadevergoeding toe en een provisionele som van 2.500 euro voor de materiële schade, en deed voor het overige nog geen uitspraak in afwachting van een meer preciezere en gedetailleerde berekening van die schade.

De veroordeelde beklaagde tekende tegen deze beslissing Cassatieberoep aan, dat verworpen werd door een arrest van 8 oktober 2014.