Het hof bevestigt het vonnis uitgesproken in eerste aanleg t.a.v. de beklaagde die beroep had aangetekend tegen een veroordeling voor ondermeer mensensmokkel.

Het gaat om een dossier van schijnhuwelijken waarin zes verdachten met verschillende nationaliteiten (ondermeer Pakistaanse, Franse en Belgische) betrokken waren. In Scandinavische landen organiseerden ze schijnhuwelijken tussen Europese onderdanen en asielzoekers of studenten van vooral Chinese afkomst, waardoor die laatsten in het bezit kwamen van een geldige verblijfstitel in België. Het bedrag voor een schijnhuwelijk schommelde tussen de 9.000 en 17.000, 18.000 euro.

De verdachte deed een beroep op twee tussenpersonen (medeverdachten) die Europese kandidaten rekruteerden. De verdachte zorgde voor de contacten met de Chinese klanten en stond in voor het transport naar en de huisvesting in Zweden. Een andere medeverdachte deed dienst als vertaler-tolk.