Deze zaak betreffende een beklaagde die verschillende handelszaken uitbaatte zoals een café, een snack, een kruidenierszaak, een restaurant, verschillende rijscholen en een kapsalon, nu eens in eigen naam, dan weer onder de vorm van vennootschappen. Hij werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting van zeven personen en voor verschillende inbreuken op het sociaal strafrecht. Behalve negen werknemers hadden ook Myria en PAG-ASA zich burgerlijke partij gesteld.

De taken die de werknemers moesten uitvoeren waren afhankelijk van de noden van de beklaagde. Meestal stonden ze in voor het huishouden en de schoonmaak bij de beklaagde thuis, voor de schoonmaak van de rijscholen en van het café, en moesten ze klusjes opknappen in de woning van de beklaagde.

De meeste werknemers hadden geen of enkel een voorlopige verblijfsvergunning in België. De beklaagde had beloofd om hun situatie te regulariseren. Hij had ook politieke contacten, wat de werknemers gerust leek te stellen.

De rechtbank heeft hem veroordeeld voor de tenlastelegging mensenhandel  voor de feiten die na de inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2005 zijn gepleegd: uit de getuigenissen van de werknemers blijkt dat hij gebruik heeft gemaakt van hun precaire administratieve situatie om ze tewerk te stellen in omstandigheden die in strijd waren met de menselijke waardigheid: geen uurrooster of loon, constant beschikbaar zijn voor de werkgever, precaire huisvesting. Nu eens ging het bij deze huisvesting om het domicilie van de beklaagde, dan weer om een kelder- of zolderruimte, of een garage zonder verwarming of sanitaire voorzieningen.

De beklaagde stelde zich trouwens ook beledigend, bedreigend en zelfs vernederend op.

Myria en PAG-ASA hebben 1 euro ontvangen. De werknemers die zich burgerlijke partij hadden gesteld kregen achterstallig loon en een morele schadevergoeding toegekend.

Deze beslissing is definitief.