In eerste aanleg werden zestien personen vervolgd voor mensensmokkel in het kader van een criminele organisatie met een groot netwerk dat actief was in verschillende Europese landen. Myria had zich burgerlijke partij gesteld. Verschillende beklaagden kregen hoge gevangenisstraffen, enkele andere beklaagden werden vrijgesproken in het vonnis van de correctionele rechtbank van Gent van 25 maart 2019.

Een van de beklaagden tekende beroep aan.

De criminele organisatie had een uitgebreid netwerk in Europa en smokkelde personen van verschillende nationaliteiten richting het Verenigd Koninkrijk. De organisatie smokkelde personen in bestelwagens en in kleine vrachtwagens waarin verborgen ruimtes waren gecreëerd. Tijdens verschillende intercepties konden linken met België worden gelegd, onder meer door gevonden documenten en onderzoek van telefoondata. Op basis van deze informatie werd in België een strafonderzoek gestart. Toen tijdens dit onderzoek bleek dat er ook geregeld contacten waren met Bulgarije en het VK, volgde een Europese samenwerking op politioneel niveau en op het niveau van het parket en de onderzoeksrechter, nadat een gerechtelijk onderzoek was opgestart in het kader van een joint investigation team (JIT). Uit het geheel van deze onderzoeken bleek dat een organisatie was uitgebouwd die vooral door Afghanen werd gefaciliteerd en die werd geleid door twee welbepaalde personen in het VK en in Bulgarije. Het netwerk smokkelde personen uit onder meer Afghanistan, Syrië en Irak naar het VK. België was daarbij het kruispunt waar de personen in de wagens met verborgen ruimte werden ingeladen. Voor een volledige reis betaalden migranten 10.000 euro.

De twee hoofdbeklaagden en enkele andere beklaagden werden schuldig geacht respectievelijk de leider en de mededaders te zijn van een criminele organisatie die zich bezighield met mensensmokkel met verzwarende omstandigheden. Zij kregen gevangenisstraffen tussen acht maanden en zeven jaar en geldboetes tussen 24.000 en 760.000 euro.

Verschillende andere beklaagden werden vrijgesproken wegens gebrek aan bewijzen.

Myria kreeg een forfaitaire schadevergoeding van 2.500 euro.

Voor het hof van beroep voerde de beklaagde aan dat hij maar een ondergeschikte positie innam binnen de criminele organisatie. Het hof ging hierin niet mee en bevestigde de beslissing van de eerste rechter.

De voorziening in cassatie is afgewezen.