Drie beklaagden werden vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en voor meerdere tenlasteleggingen inzake prostitutie van verschillende minderjarige Nigeriaanse meisjes en een meerderjarige vrouw.

De beklaagde, zelf ook van Nigeriaanse afkomst, liet jonge, vaak minderjarige meisjes met valse papieren overkomen, om ze vervolgens via online annonces als escortes te laten werken in het bureau dat ze samen met haar Belgische partner runde. De meisjes en hun familie in Nigeria werden onder druk gezet door voodoo-rituelen en bedreigd. De partner stond in voor de foto's op de website, het transport van de jonge vrouwen en het inzamelen van het geld. De derde beklaagde, een Nigeriaan, was de ex-vriend van het meerderjarige slachtoffer en was betrokken bij het oprichten van het escortebureau. Hij inde het geld van de jonge vrouwen en heeft verschillende websites ontwikkeld.

De politie werd geïnformeerd over de zaak via een opvangcentrum voor slachtoffers. Twee slachtoffers stelden zich burgerlijke partij.

De rechtbank heeft het verval van strafvordering uitgesproken in hoofde van de intussen overleden vrouwelijke beklaagde en heeft de twee andere beklaagden veroordeeld voor de tenlasteleggingen, behalve tegenover een minderjarig meisje.

Het was enkel de tweede Belgische beklaagde die beroep aantekende tegen het vonnis. In haar arrest van 31 mei 2017, heeft het hof van beroep van Antwerpen het vonnis bevestigd. Maar ze legde een mildere straf op.