Dit is een dossier inzake mensenhandel binnen een pizzeria.

Er werden twee Tunesische onderdanen (een koppel) en hun vennootschap als burgerlijk aansprakelijke vervolgd voor verschillende tenlasteleggingen: mensenhandel met het oog op uitbuiting door arbeid van een Tunesische werknemer, met verzwarende omstandigheden, en meerdere tenlasteleggingen inzake sociaal strafrecht (waaronder het niet betalen van loon).

De werknemer stelde zich burgerlijke partij.

Het dossier werd opgestart toen politieagenten in het kader van een ander dossier rond mensenhandel een buurtonderzoek in Vielsalm verrichtten. Ze stapten een pizzeria binnen, waar ze werden begroet door een persoon, de werknemer die zich burgerlijke partij zou stellen, die gekleed was als een pizzaiolo en bezig was pizzadeeg te maken. Hij leek nogal gespannen en vertelde hun in gebroken Frans dat het zijn eerste werkdag was. De vrouwelijke beklaagde legde de politieagenten toen een door Italië voor deze werknemer afgegeven identiteitskaart voor. Daarop werd een proces-verbaal wegens onwettig verblijf opgesteld.

De werknemer zou een paar maanden later door de politie worden verhoord. Hij had er zich op eigen initiatief aangeboden, nadat een andere dienst hem naar hen had doorverwezen. Hij wilde zijn situatie aanklagen. Hij gaf uitleg over de manier waarop hij in België was aangekomen, via Italië, over de arbeidsvoorwaarden in de pizzeria en over zijn verblijfsomstandigheden. Een paar dagen later werd hij ondervraagd door sociaal inspecteurs, die indicaties van mensenhandel vonden.

Aansluitend vonden meerdere controles en onderzoekstaken plaats (verhoor, buurtonderzoek, …).

In een vonnis van 19 november 2021 hield de correctionele rechtbank van Marche rekening met de tenlasteleggingen, waarbij er wel enkele werden beperkt. Volgens de rechtbank was er sprake van mensenhandel: de beklaagden hadden de werknemer gerekruteerd, om zijn arbeidskracht ter beschikking te stellen. In dit verband deed het feit dat de werknemer zelf contact met de beklaagden had opgenomen omdat hij op zoek was naar werk niet ter zake. De beklaagden gaven hem ook onderdak. De tewerkstelling vond plaats onder omstandigheden die in strijd waren met de menselijke waardigheid en dat gedurende meer dan twee jaar (loon van 150 à 200 euro per week; 6 dagen/7, tussen 9 en 11 uur werk per dag; zwartwerk, met beloften rond regularisatie die niet werden nagekomen).

De rechtbank veroordeelde de beklaagden tot respectievelijk twaalf en tien maanden gevangenisstraf met uitstel en tot een geldboete van 8.000 euro deels met uitstel, en tot betaling aan de burgerlijke partij, samen met de burgerlijk aansprakelijke vennootschap, van 1.500 euro voor de morele schade en 1 euro provisioneel voor de materiële schade.

Deze uitspraak is definitief.