In deze zaak werden twee personen, zaakvoerders, bij verstek veroordeeld voor onder meer mensenhandel met het oog op economische uitbuiting met verzwarende omstandigheden; illegale tewerkstelling van buitenlandse werknemers, en niet uitbetaling van lonen. Twee rechtspersonen worden gedaagvaard als burgerlijk aansprakelijke.

De zaak werd opgestart na een personeelscontrole door de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten in samenwerking met de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Sociale Inspectie, en de dienst Toezicht en Handhaving van de Vlaamse Gemeenschap.  De firma stelde verschillende Europese (Portugezen en Spanjaarden) en niet-Europese (Brazilianen, GuinéeBissauers) personen te werk, soms als werknemers, soms als gedetacheerden.

Er waren op verschillende momenten plaatsbezoeken van de sociale inspectiediensten, de wooninspectie en politiediensten. Uit ondervragingen bleek dat personen werden aangetrokken door advertenties in Portugese kranten. Er werd een uurloon van 8 euro/uur beloofd. Verblijf, transport en voeding waren gratis. Eenmaal in België werkten ze tot 50 uur per week in de bouw, ook op zaterdagen. Ze werden gehuisvest in mensonwaardige omstandigheden, met 10 tot 18 personen in een huis. Ze tekenden een geantidateerde arbeidsovereenkomst, kregen een klein cash voorschot en werden nadien niet meer uitbetaald. Ze werden aan het lijntje gehouden waardoor er onrust en ruzie ontstond. Niemand bleef langer dan 3 maanden werken en de werknemers zagen hun geld uiteindelijk niet. De eerste beklaagde was vaak fysiek agressief en dreigde met inhouding van lonen. De beklaagden kozen bewust arbeidskrachten uit Portugal omwille van de slechte economische situatie daar. Door de financieel zwakke positie van de werknemers werden zij afhankelijk gemaakt van de werkgever. In sommige gevallen was er wel een LIMOSA-aangifte, maar geen A1 of DIMONA-aangifte. Er was geen activiteit van de firma in Portugal. De Sociale Inspectie drong meermaals aan op de A1-formulieren. De gevraagde documenten werden nooit ontvangen.

De eerste beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en een geldboete van 56.000 euro (1.000 euro x slachtoffer x opdeciemen), de tweede beklaagde tot een gevangenisstraf van 1 jaar en een geldboete van 8.000 euro.

Tegen deze beslissing is verzet getekend.