De zaakvoerder van een pitarestaurant werd, als aangestelde of lasthebber van de vennootschap, vervolgd voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en inbreuken op het sociaal strafwetboek. De vennootschap werd als werkgever gedagvaard als burgerlijk aansprakelijke partij.

De feiten kwamen aan het licht toen een slachtoffer een klacht neerlegde bij de FOD sociale zekerheid omwille van achterstallige lonen. Hij verklaarde in onwettig verblijf te zijn en bijna een jaar te hebben gewerkt in een pitarestaurant. Hij zou er lange dagen gewerkt hebben, 7 dagen op 7, zonder een dag verlof. Hij verbleef in een kamer boven de zaak. Hij werd een loon beloofd van 50 euro per dag. Hij kreeg hiervan 25 euro per week. Het overige bedrag zou de werkgever nadien in een keer uitbetalen. De beloofde uitbetaling kwam er echter niet. Er werd een bezoek gebracht aan de zaak samen met de Sociale Inspectie, de Vlaamse Wooninspectie, de Voedselinspectie en de politiediensten. Verschillende vaststellingen werden gedaan. Er werd nog een andere persoon aangetroffen die aan het werk was. De woonplaatsen werden ongeschikt en onbewoonbaar bevonden. De andere persoon werd verhoord door de politiediensten en ook hij legde vergelijkbare verklaringen af over zijn tewerkstelling in het pitarestaurant.

De rechtbank achtte de beklaagde schuldig aan mensenhandel en andere inbreuken. Ze achtte het bewezen dat de beklaagde systematisch personen in onwettig verblijf exploiteerde door ze aan een hongerloon, dat niet eens werd uitbetaald, te werk te stellen en hen onderdak te geven in niet-conforme huisvesting Beide beklaagden lieten verstek gaan.

De rechtbank sprak haar vonnis bij verstek uit. De eerste werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en een boete van 16.000 euro en 10 jaar ontzetting uit zijn rechten.

De rechtbank stelde dat volgens het sociaal strafwetboek de vennootschap als werkgever burgerrechtelijk aansprakelijk is voor de strafrechtelijke geldboeten waartoe de aangestelde of lasthebber is veroordeeld. Indien eenheid van opzet wordt aangenomen tussen de inbreuken op het sociaal strafwetboek en die op het gemeen recht, is de straf in het gemeen recht de zwaarste. Bijgevolg is enkel het gemeen recht hier van toepassing. Hierdoor is de burgerrechtelijke aansprakelijkheid die voortvloeit uit het sociaal strafwetboek dus niet meer van toepassing op de rechtspersoon. Volgens het gemeen recht kan de vennootschap enkel burgerrechtelijk aansprakelijk gesteld worden voor de kosten en niet voor de geldboeten.

Beide slachtoffers stelden zich burgerlijke partij en kregen respectievelijk een schadevergoeding van 67.625 euro en 42.125 euro.