De rechtbank heeft zich uitgesproken over een dossier waarin een Belgische beklaagde werd vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en pooierschap, onder verzwarende omstandigheden, ten aanzien van vier vrouwen, van wie er drie afkomstig waren uit Zuid-Amerika (Colombia en Brazilië), alsook van andere niet-geïdentificeerde slachtoffers. De feiten speelden zich af tussen augustus 2020 en augustus 2022.

Wat die twee tenlasteleggingen betreft, oordeelde de rechter dat de weerleggingen van de beklaagde niet geloofwaardig waren in het licht van zijn eigen verklaringen waarin hij toegaf twee kamers te verhuren aan sekswerkers tegen betaling van 250 euro huur per week terwijl hij 550 euro per maand betaalde voor zijn woning. De rechtbank had dat gezien als een bewijs dat hij perfect op de hoogte was van de kwetsbaarheid van de slachtoffers en van het winstbejag vermits hij een abnormaal profijt realiseerde door misbruik te maken van hun kwetsbaarheid.

De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de nieuwe seksuele strafwet in werking trad op 21 maart 2022, dus gedeeltelijk na de ten laste gelegde feiten. Ze heeft de beklaagde veroordeeld voor mensenhandel, pooierschap en voor de verkrachting van een van de slachtoffers. De rechter heeft hem evenwel vrijgesproken voor die tenlastelegging ten aanzien van een ander slachtoffer omdat hij de verklaringen van die laatste niet geloofwaardig vond op basis van de uitlezing van haar telefoon en die van de beklaagde, alsook op basis van het verhoor van een van hen.

De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, gedeeltelijk met uitstel, en tot een boete van 32.000 euro, volledig met uitstel. Er werd eveneens een ontzetting uit de rechten uitgesproken. De verbeurdverklaring van de telefoon en de simkaart die gebruikt werden om de feiten te plegen alsook van een som van 52.000 euro die overeenstemt met het vermogensvoordeel van het pooierschap werd uitgesproken.

Deze beslissing is definitief.