Drie beklaagden werden vervolgd voor mensensmokkel. Het betreft een nieuw smokkelfenomeen met small boats, die vanuit Nederland of Duitsland door België naar Frankrijk worden gevoerd om in Frankrijk of in het grensgebied te worden gebruikt voor mensensmokkel.

De zaak kwam aan het licht door een lokale politiepatrouille toen de lockdown-maatregelen golden tijdens de coronapandemie in april 2020. Twee voertuigen werden in het midden van de nacht gestopt voor een controle op naleving van de lockdown-maatregelen. Tijdens deze controle – die in de kustgemeentes aan de grens met Frankrijk plaatsvond – werden verschillende materialen om het Kanaal over te steken aangetroffen in de verschillende wagens (onder meer een opblaasbare boot type zodiac, buitenboordmotoren, reddingsvesten, een brandstoftank, …). Eén van de voertuigen had een ruimte die met karton afgeschermd was. In het licht van de gekende problematiek waarbij transmigranten via gammele boten het Kanaal worden overgebracht, werd dat als verdacht beschouwd. De betrokkenen in deze voertuigen werden onmiddellijk gearresteerd.

De afdeling mensenhandel en -smokkel van de federale gerechtelijke politie in Brugge nam het onderzoek over en zij vernamen omstreeks 5.00 uur diezelfde nacht dat de PZ Westkust met een drone een groepje transitmigranten gespot had ter hoogte van de grensovergang met Frankrijk. Daarnaast informeerde de Franse Gendarmerie hen dat zij diezelfde ochtend elf transmigranten van Iraakse origine met reddingsvesten had aangetroffen in Bray-Dunes, Frankrijk. Het ging om twee families, bestaande uit zeven kinderen tussen twee en veertien jaar, een zes maanden zwangere vrouw en drie mannen. Opvallend was dat in beide groepen één van de transitmigranten een gelijkaardig rood valiesje droeg. De gearresteerden van de voertuigen waren ook Koerden.

Dezelfde ochtend werd een huiszoeking uitgevoerd op het adres van de eerste beklaagde, maar die leverde niets op. De eerste beklaagde verklaarde dat hij in opdracht van een Iraakse vriend vanuit Nederland boten moest ophalen. Hij werd daarvoor telkens tussen de 600 en 800 euro betaald. De tweede beklaagde en de derde beklaagde – die zich in een andere gecontroleerde auto bevonden – erkenden te verblijven in de ‘jungle’ van Duinkerke en de intentie te hebben om naar het Verenigd Koninkrijk te migreren. In ruil voor het brengen van bepaalde goederen naar een bepaalde plaats, zou de tweede beklaagde voor een lagere som geld worden gesmokkeld. De smokkelprijs zou tussen 3.000 en 4.000 euro bedragen maar zou dan verlaagd worden tot 800 euro. De derde beklaagde ontkende te weten dat er een boot in de auto lag maar gaf wel toe als chauffeur daarvoor geld gekregen te hebben.

Alle beklaagden betwistten de hun ten laste gelegde feiten en wierpen ter verdediging op dat er maximaal sprake zou kunnen zijn van een strafbare poging. De rechtbank volgde de verdediging niet en is van oordeel dat het duidelijk is dat de inzittenden van beide voertuigen die nacht wetens en willens op pad waren om bootjes te leveren met het oog op het smokkelen van irreguliere vreemdelingen vanaf de Belgische of Noord-Franse kust naar het Verenigd Koninkrijk. De strafinformatie bevat daarentegen onvoldoende objectieve elementen om te besluiten dat de eerste beklaagde zou hebben samengewerkt met de tweede en/of de derde beklaagde.

De rechtbank oordeelt dat de eerste beklaagde heel goed wist dat hij zich tegen betaling met feiten van mensensmokkel inliet, en dat in opdracht van een mensensmokkelaar, “en beter moest weten dan zich zelf naar de kust te begeven in dergelijke uiterst compromitterende omstandigheden”. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met gedeeltelijk uitstel en tot een geldboete van 8.000 euro.

De rechtbank beschouwt de verklaringen van de tweede en de derde beklaagde tegenstrijdig en ongeloofwaardig. Hij stelt dat de tweede beklaagde en de derde beklaagde zelf wensten te worden gesmokkeld naar het Verenigd Koninkrijk en dat ze de feiten van mensensmokkel duidelijk pleegden met het oog op deze eigen clandestiene oversteek. Ze werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar effectief en tot een boete van 8.000 euro. De voertuigen die gediend hebben om de feiten te plegen werden verbeurdverklaard evenals de op de beklaagden aangetroffen gelden.

Deze beslissing is definitief.