Vier beklaagden werden vervolgd voor feiten met betrekking tot mensenhandel met als doel seksuele uitbuiting. De hoofdverdachte bevond zich op het moment van de feiten in de gevangenis voor andere feiten. Uit het telefonieonderzoek bleek dat hij zijn zaak verder uitbaatte van in de gevangenis, met behulp van binnengesmokkelde gsm’s, en zo de touwtjes stevig in handen hield.

Uit het strafdossier bleek dat verschillende meisjes die in de bar van de hoofdbeklaagde werkten diverse diensten moesten verlenen zoals meedrinken, dansen en strippen, ‘kameren’ (erotische massage en geslachtsgemeenschap) en escorte. De vaste vriendin van de hoofdverdachte, op wiens naam de club stond, fungeerde als gerante. Zij stond achter de toog en was medezaakvoerster/aandeelhoudster. Uit het strafdossier bleek wel duidelijk dat de hoofdverdachte de werkelijke baas was van de nachtclub. Zijn minnares moest zijn instructies volgen en implementeren op de werkvloer. Zij moest bij hem verantwoording afleggen. Ook aan zijn echtgenote gaf hij instructies. Beide vrouwen stonden onder zware druk van hem.

Een vierde beklaagde, een meisje dat in de bar werkte, was ook actief betrokken bij de uitbating. Zij zorgde voor de contacten tussen de diensters en de baas. Maar het was de hoofdbeklaagde die de prijs bepaalde die een klant betalen moest en die besliste hoe lang deze mocht blijven. Hij controleerde zijn entourage of ze wel gewerkt en hoeveel ze verdiend hadden en hij controleerde wekelijks de rekeningen. De verloning die vast lag in de arbeidsovereenkomsten werd in werkelijkheid niet uitbetaald. Er werden verdeelsleutels gehanteerd (in de verhouding 50/50 of 60/40) waarbij er geen loon werd uitbetaald als er niet werd gedronken of ‘gekamerd’ met de klanten. De meisjes moesten hele lange werkdagen doen (van 20u tot 9u ’s morgens). Er werden geen of nauwelijks rechten in de sociale zekerheid opgebouwd. Hij schuwde dreigementen en zware druk niet. De meisjes bevonden zich in een precaire verblijfsituatie en waren financieel afhankelijk. Met verschillende meisjes, naast zijn vrouw en vaste vriendin, had hij ook een relatie en kinderen. Het staat vast voor de rechtbank dat de meisjes werden uitgebuit en geen andere uitweg hadden dan hun lot te ondergaan.

De rechtbank acht de feiten van mensenhandel bewezen, behalve betreffende de vierde beklaagde.

Ook twee cipiers uit de gevangenis werden vervolgd. Door passieve corruptie kon de hoofdverdachte zijn criminele activiteiten verder zetten vanuit de gevangenis. Ze zouden hem gewaarschuwd hebben bij celcontroles en knepen een oogje dicht voor zijn gsm- en drugsgebruik. Uit het strafdossier blijkt dat beide cipiers regelmatig de nachtclub van de hoofdverdachte bezochten. Ze mochten er in ruil voor hun diensten drinken en gebruik maken van de diensten van de meisjes.

De hoofdbeklaagde bevond zich in staat van wettelijke herhaling. Hij had al een dertigtal veroordelingen opgelopen, onder meer voor exploitatie van prostitutie en mensenhandel. De rechtbank veroordeelde hem tot vier jaar gevangenisstraf. De vriendin van de hoofdbeklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, gedeeltelijk met uitstel. De rechtbank hield er rekening mee dat zij onder druk handelde van de hoofdverdachte. De andere dienster van de nachtclub werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden met uitstel voor het houden van een huis van ontucht en prostitutie. De echtgenote van de hoofdverdachte kreeg een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank oordeelde dat zij actief deelnam aan de mensonterende praktijken doordat zij valse arbeidsovereenkomsten regelde en zo een zweem van regelmatigheid trachtte te verlenen aan de activiteiten. Daarnaast werden verschillende geldsommen die onder meer werden aangetroffen in bankkluizen, verbeurdverklaard.

Een van de cipiers werd veroordeeld tot zes maanden met uitstel. De andere werd vrijgesproken wegens onvoldoende bewijzen. De rechtbank achtte het wel deontologisch discutabel dat hij de bar bezocht van de hoofdbeklaagde.

Myria stelde zich burgerlijke partij en kreeg een schadevergoeding van 2.500 euro.

De hoofdbeklaagde en baruitbaatster (tweede beklaagde) stelden beroep in tegen het vonnis. In een tussenarrest verwierp het Hof van beroep van Gent verschillenden verzoeken van de beklaagden om de volledige bestanden van de tapgesprekken te mogen beluisteren en een bijkomende getuige op te roepen. Daarnaast riepen de beklaagden een schending van de rechten van verdediging in wat door het Hof werd afgewezen. Wat betreft de tenlasteleggingen werd het eerste vonnis door het Hof bevestigd. Het Hof houdt voor de straftoemeting rekening met het tijdsverloop tussen de feiten en de behandeling van de zaak door het Hof en verminderd de opgelegde gevangenisstraf van 4 jaar naar 3 jaar voor de hoofdbeklaagde en van 18 maanden naar 12 maanden voor de tweede beklaagde.