De rechtbank sprak zich uit over een zaak van mensensmokkel vanuit Iran naar België. De feiten deden zich voor in 2011. Drie slachtoffers stelden zich burgerlijke partij.

De beklaagde smokkelde de drie slachtoffers vanuit Iran via Turkije, Griekenland en Italië uiteindelijk naar België. Hij vroeg hiervoor zeer hoge bedragen, tot 16.500 euro. Er werd gebruikgemaakt van valse identiteitsdocumenten. Hij hield de slachtoffers voor dat hij verblijfsdocumenten voor hen kon bekomen. Hij hielp hen bij het indienen van een fictieve asielaanvraag. De beklaagde schuwde bovendien bedreigingen en geweld niet. Een van de slachtoffers zou hij verplicht hebben diefstallen te plegen. Het strafdossier was samengesteld uit telefonieonderzoek, verklaringen en andere elementen.

De rechtbank oordeelde de beklaagde schuldig aan mensensmokkel met verzwarende omstandigheden. De rechtbank oordeelde ook dat er sprake was van een volledig netwerk van personen dat klaarstond voor de beklaagde in Iran, Turkije en verschillende Europese landen om medewerking te verlenen. Alleen de verzwarende omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de kwetsbare situatie van de slachtoffers werd niet bewezen geacht. Volgens de rechtbank stond de precaire situatie van de slachtoffers niet vast, er werd niet aangetoond dat zij zich om sociaaleconomisch redenen in een precaire administratieve toestand verkeerden voor zij in contact kwamen met de beklaagde.

De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden en een geldboete. De slachtoffers kregen alle drie een forfaitaire schadevergoeding voor de geleden morele en materiële schade van 2.500 euro toegekend.

Deze uitspraak is definitief.