Een beklaagde werd vervolgd voor poging tot mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting: zij had er alles aan gedaan opdat het slachtoffer zich zou prostitueren, had erop aangedrongen klanten te ontvangen, maar uiteindelijk kwam er niets van in huis omdat het slachtoffer ziek was of deed alsof zij ziek was op de dag van de afspraak.

De zaak werd opgestart toen de politie werd gecontacteerd door de school van het (meerderjarige) slachtoffer, die zich zorgen maakte. Het jonge meisje verwondde zichzelf opnieuw aan de armen en leek erg nerveus. Haar huiswerk was nooit in orde. Volgens de docent die haar tijdens haar stage begeleidde, zou het meisje hebben laten uitschijnen niet langer naar de stage te kunnen komen, omdat een vrouw seksuele ontmoetingen voor haar regelde. De politie nam toen contact op met het meisje, dat extreem nerveus en angstig leek. Ze verklaarde dat zij zichzelf verminkte uit stress en angst. Zij kende de beklaagde als een vroegere schoolvriendin. De beklaagde stelde haar voor opnieuw klanten te ontvangen en zei dat ze veel geld kon verdienen. Zij zou alles regelen: klanten, afspraken, hotels en flats. De opbrengsten zouden ze tussen hen beiden verdelen. Het meisje zou de dag daarvoor voor het eerst klanten hebben ontvangen maar had de afspraak afgezegd, omdat ze ziek was.

De beklaagde verklaarde het slachtoffer te willen helpen door voor haar meer respectabele klanten te vinden dan diegene die ze in het verleden had gehad.

Op basis van de verklaringen van het slachtoffer en van de beklaagde, de vaststellingen van de verbalisanten en de Whatsapp-gesprekken oordeelde de rechtbank dat de beklaagde haar actief tot prostitutie had aangezet, haar onder druk had gezet en tot prostitutie had gedwongen. Dat bleek uit de dwingende taal die in de berichten werd gebruikt. Het gedrag van de beklaagde (het slachtoffer vragen om naaktfoto’s en -video’s op te sturen om klanten te werven, het regelen van klanten en van plaatsen voor rendez-vous) vormt wel degelijk een bestanddeel van de inbreuk mensenhandel. Het feit dat er geen enkele afspraak kon doorgaan omdat het slachtoffer zich ziek had gemeld is irrelevant.

De rechtbank veroordeelde de beklaagde tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan de helft met uitstel en tot een boete van 8.000 euro, met uitstel.

Deze beslissing is definitief.