De correctionele rechtbank van Antwerpen heeft een zaak van mensenhandel die met een gewoonterechtelijk huwelijk verband hield opnieuw berecht. In een vonnis van 12 november 2019 heeft de rechtbank de beklaagde bij verstek veroordeeld.

In dit dossier werd een beklaagde vervolgd voor mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting van een slachtoffer. De zaak kwam pas in 2017 aan het licht maar de feiten dateerden al van 2015-2016. Het slachtoffer, een gescheiden moeder van één dochter, was onder druk van haar ouders een niet-officieel huwelijk aangegaan volgens Albanees gebruik. Haar partner, de beklaagde, was haar door vrienden aanbevolen als een rijke man die in Duitsland woonde. Zodra het huwelijk gesloten was, nam hij haar mee naar Italië. Daar verplichtte hij haar om zich op straat te prostitueren. Hij dreigde ermee haar jongere zusje aan te pakken als zij niet meewerkte. Ze werkte voor 20 à 30 euro per klant en moest al haar inkomsten aan de beklaagde afstaan. Samen met een vriend hield hij de vrouw in de gaten. Als ze niet genoeg verdiende, kreeg ze slaag. De beklaagde gebruikte drugs, was onvoorspelbaar en kon plots bijzonder agressief uit de hoek komen.

Het echtpaar reisde vervolgens naar Duitsland. Daar moest het slachtoffer in een groot bordeel werken. Zij moest voor 140 euro een kamer huren waar ze de nacht doorbracht. Ze verdiende 20 à 30 euro per twintig minuten. Al het geld moest ze afgeven. In deze periode werd zij zwanger.

Het koppel ging naar België omdat abortus er goedkoper was. Een week na de abortus moest het slachtoffer ondanks de pijn opnieuw aan het werk, deze keer in een club in België. Zij woonde in een flat met een andere vrouw die voor de beklaagde werkte. Nadat ze gedwongen was geweest om te werken ondanks aanhoudend bloedverlies, slaagde zij erin te vluchten naar haar ouders in Albanië. Ze durfde hen niet te vertellen dat zij als prostituee had moeten werken. Toen de beklaagde erachter kwam dat ze in Albanië zat, vluchtte het slachtoffer naar een vriend in Nederland en vervolgens naar Zweden, waar ze asiel aanvroeg. Haar aanvraag werd afgewezen en uiteindelijk keerde zij via Denemarken naar België terug.

In zijn vonnis verklaarde de rechtbank de beklaagde schuldig. Het dossier bevatte voldoende objectief bewijsmateriaal om de geloofwaardige verklaringen van het slachtoffer te bevestigen.

De beklaagde werd veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf en tot een boete van 6.000 euro, 13.300 euro werd in beslag genomen. Dat bedrag komt overeen met de vergoeding van een sekswerkster voor een bepaalde periode, tegen een bedrag van ongeveer 140 euro per dag, zes dagen per week.

Deze beslissing is definitief.