In deze zaak stonden zes beklaagden terecht voor feiten van mensenhandel en mensensmokkel. Twee slachtoffers hadden zich burgerlijke partij gesteld.

Het onderzoek startte naar aanleiding van een bericht aan de politie van een Franse ngo die een slachtoffer begeleidde.

De twee slachtoffers werden in Nigeria geronseld door de moeder van de hoofdbeklaagde. Ze zouden voor respectievelijk 25.000 en 20.000 euro naar Europa kunnen reizen. Voordien werden ze onderworpen aan een voodoo-ritueel. Het eerste slachtoffer was nauwelijks zeventien jaar toen ze aan de reis begon. Midden 2016 reisden ze van Nigeria naar Niger en Libië, waar ze de boot namen om de Middellandse Zee over te steken. Het ene slachtoffer werd in Italië opgepikt door een man — de tweede beklaagde — en er onmiddellijk tewerkgesteld in de prostitutie zodat ze haar schuld kon afbetalen. Na enkele maanden besliste hij haar naar België te sturen. Eenmaal in België werd ze ondergebracht in een woning in de regio Antwerpen. Daar zag ze het tweede slachtoffer terug. Ze werkte in het appartement in Antwerpen en ook op verschillende andere plaatsen in België. In Brussel werkte ze in een vitrine, waarvoor ze huur moest betalen. Haar inkomsten moest ze afgeven aan de eerste en de tweede beklaagde, zus en broer.

Op een gegeven moment werd ze naar Frankrijk gestuurd om er asiel aan te vragen en een maandelijkse uitkering op te strijken van 350 euro, die ze integraal moest afgeven. Toen ze uit het appartement werd gezet door de eerste beklaagde, werd ze ondergebracht bij kennissen van de beklaagden in Frankrijk. Daar kwam ze in contact met de ngo. Nadien werd de familie van het slachtoffer in Nigeria nog meermaals bedreigd door de tweede beklaagde. Hij eiste van hen een afbetaling van 1.000 euro per maand. Het verhaal van het tweede slachtoffer was vrij gelijklopend. De slachtoffers werden tijdens het onderzoek benaderd door een van de beklaagden om valse verklaringen af te leggen.

Een van de beklaagden is een prostituee die haar vitrine verhuurde aan het eerste slachtoffer. Een andere beklaagde stelde zijn woning ter beschikking.

Het onderzoek werd gevoerd aan de hand van een analyse van een datingwebsite, een telefonieonderzoek, zendmastbepalingen, een huiszoeking, een bankonderzoek, formele herkenning door de slachtoffers en de (ongeloofwaardige) verklaringen van de beklaagden.

De rechtbank achtte de feiten bewezen. De beklaagden maakten deel uit van een netwerk dat Nigeriaanse vrouwen naar België bracht en dwong om in de prostitutie te werken. Iedere beklaagde leverde — in grotere of kleinere mate — een onmisbare hulp bij de mensenhandel. De rechtbank achtte ook de gevaarlijke smokkel van de meisjes vanuit Nigeria bewezen.

De hoofdbeklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van vijf jaar en vier jaar en tot geldboetes van 16.000 euro. De andere beklaagden werden veroordeeld tot gevangenisstraffen van twintig tot veertig maanden en tot geldboetes van 16.000 euro.

Verschillende bedragen werden verbeurdverklaard. De burgerlijke partijen kregen respectievelijk 21.679 euro en 8.500 euro (materiële en morele) schadevergoeding.