Zeven beklaagden worden vervolgd voor mensenhandel met het oog op de seksuele uitbuiting, aanwerving en uitbuiting van de prostitutie van een jonge Roemeense vrouw. Drie van hen worden daarnaast vervolgd voor verkrachting, een vierde voor poging tot verkrachting en vrijwillige slagen en verwondingen tegenover hetzelfde slachtoffer. Vier van hen worden ook vervolgd voor willekeurige detentie van het slachtoffer.

De jonge vrouw had werk noch geld in Roemenië, terwijl ze instond voor de zware behandeling van haar zieke dochter. Een vriend bracht haar in contact met twee mannen, die haar voorstelden in een bar of restaurant in België te gaan werken. Na haar aankomst werd ze, met het oog op prostitutie, voor 1.000 euro verkocht aan één van de beklaagden. Die heeft haar opgevangen, gecontroleerd en opgesloten. Ze werd gedwongen zich te prostitueren. Vervolgens werd ze doorverkocht aan een andere man (één van de andere beklaagden) die haar verplichtte seksuele relaties te hebben met een derde en die haar probeerde te verkrachten. Hij stelde haar tewerk als raamprostitué in Duitsland. Haar documenten werden afgenomen. Uiteindelijk slaagde ze erin te ontsnappen uit de hotelkamer waarin ze werd opgesloten.

De rechtbank neemt de tenlastelegging mensenhandel aan tegen drie van de zeven beklaagden. Ze wijst erop dat die tenlastelegging de persoon beoogt die werft om zelf of voor iemand anders uit te buiten. Ze baseert zich vooral op de verklaringen van het slachtoffer. Die worden gestaafd door objectieve elementen uit het dossier, zoals telefoongesprekken, vaststellingen van de onderzoekers en verklaringen van getuigen. De jonge vrouw was tenslotte naar België gebracht met de belofte om als serveerster te werken. Aangezien haar identiteitsdocumenten vervolgens waren afgenomen, kon ze niet anders dan de voorwaarden te aanvaarden die haar werden opgelegd: als ze weigerde, werd ze bedreigd of geslagen; zodra ze vluchtte, werd ze door de beklaagden opgespoord, zoals uit de telefoontaps is gebleken. Eén beklaagde, de echtgenote van een andere beklaagde, wordt vrijgesproken omdat ze niet voldoende controle over het slachtoffer had om haar ontucht of prostitutie te bevorderen. Drie andere beklaagden krijgen het voordeel van de twijfel: ze hebben van de prostitutie van het slachtoffer geprofiteerd, maar hebben nooit controle over haar uitgeoefend, en ze hebben nooit voor vervoer of huisvesting ingestaan. Ook zij worden voor de tenlastelegging mensenhandel vrijgesproken.

De tenlasteleggingen aanwerving en uitbuiting van de prostitutie worden tegenover twee beklaagden bewezen geacht: het slachtoffer was immers voor een bepaald bedrag verkocht of verhuurd aan verschillende personen die seksuele betrekkingen met haar wilden hebben. Het slachtoffer werd daarvoor niet vergoed en was verplicht zich ernaar te schikken, zo niet zou ze geslagen worden.

De tenlastelegging verkrachting wordt voor drie van de beklaagden aangenomen. De rechtbank acht voor die drie beklaagden verder de tenlastelegging poging tot verkrachting en slagen en verwondingen bewezen, maar herkwalificeert die in verkrachting met verzwarende omstandigheid. Ook de tenlastelegging willekeurige detentie wordt tegenover hen aangenomen.

De uitgesproken straffen variëren van één tot vijf jaar gevangenis.

In een arrest van 4 november 2013, heeft het hof van beroep te Luik beslist de zaak tegenover één van de beklaagden afzonderlijk te behandelen. Zij heeft ook de in eerste aanleg vrijgesproken beklaagde onder meer voor mensenhandel veroordeeld. Voor het overige heeft zij het vonnis bevestigd, mits sommige zwaardere straffen.