De rechtbank moest zich uitspreken in deze zaak waarbij drie beklaagden en twee vennootschappen  terecht staan voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting (werk in strijd met de menselijke waardigheid). Het gaat om een typisch scenario waarbij de drie slachtoffers waren tewerkgesteld in twee cafés en een pizzeria. De slachtoffers dienden 7 dagen op 7 te werken, onnoemelijk veel uren te presteren tegen een onvoorstelbaar lage vergoeding. Twee van hen waren bovendien voor hun onderdak afhankelijk van beklaagden. De slachtoffers, illegale Bulgaren waren vennoot of schijnzelfstandige in de vennootschappen.

De straffen liepen van twee jaar tot twaalf maanden en een werkstraf voor de jongste dader. De vennootschappen kregen zware geldboetes opgelegd.

Tegen deze beslissing werd beroep aangetekend.