In een bouwdossier in het Chinese milieu waarin een 20-tal werknemers betrokken waren, heeft de rechtbank, behalve de tenlasteleggingen mensenhandel met het oog op economische uitbuiting en mensensmokkel, ook tal van tenlasteleggingen op vlak van sociaal strafrecht aangenomen tegen een Chinese restauranthouder en zijn dochter, die werken lieten uitvoeren op verschillende werven. De dochter betaalde de arbeiders, bracht ze ter plaatse en gaf hen instructies.

Volgens de rechtbank is er wel degelijk sprake van mensenhandel (arbeidsomstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid), op basis van volgende elementen: loonvoorwaarden, dagelijkse en wekelijkse werkuren, ter plaatse logeren in slechte omstandigheden, geen werkuitrusting.

Interessant is dat de rechtbank er in dit verband op wijst dat ook al kregen bepaalde arbeiders een loon dat dan wel niet mensonwaardig was, de arbeidsomstandigheden dat wel waren omdat er moest worden gewerkt in omstandigheden  zoals die blijken uit het dossier en omdat ze ter plaatse in slechte omstandigheden moesten logeren, om dit loon te krijgen. De drie burgerlijke partijen krijgen respectievelijk 250, 1.000 en 5.000 euro als vergoeding voor materiële en morele schade samen.

Dit vonnis is definitief.