De rechtbank veroordeelt de zaakvoerder van een schoonmaakbedrijf onder meer voor mensenhandel. Het bedrijf was actief in een aantal fastfoodrestaurants en buitte twee illegale werknemers uit. De werknemers moesten soms tot zeven dagen ononderbroken werken voor 25 tot 35 euro per nacht (van 22-23 uur tot 6-8 uur de volgende ochtend). De werknemers kregen in het beste geval 250 tot 300 euro per maand. De beklaagde maakte misbruik van het feit dat ze hier onwettig verbleven en beloofde hen een arbeidsovereenkomst. Interessant is dat de rechtbank er op wees dat  mensenhandel ook zaak kan zijn van een individu die voor eigen rekening werkt, zonder deel uit te maken van een criminele organisatie of er een schakel in te zijn.

De rechtbank kende de burgerlijke partijen een morele schadevergoeding toe maar weigerde de materiële schade in aanmerking te nemen, namelijk een vergoeding die niet in verhouding stond tot de geleverde prestaties. Volgens rechtspraak van het Hof van Cassatie is een vergoeding die uit zwartwerk voortkomt een ongeoorloofd voordeel. Het verlies ervan kan dan ook geen aanleiding geven tot herstel. De rechtbank ging er bovendien vanuit dat de omstandigheid dat een zwartwerker tegelijk ook slachtoffer is van het misdrijf mensenhandel, het werk dat hij heeft verricht geen geoorloofd karakter geeft en dus ook geen legitimiteit aan zijn klacht verleent.