De rechtbank neemt de tenlastelegging mensenhandel met het oog op economische uitbuiting aan, naast tal van tenlasteleggingen op vlak van het sociaal strafrecht, tegen een Congolese beklaagde, die een landgenote heeft uitgebuit om voor haar gehandicapte zoon te zorgen.

Na een anonieme verklikking bracht de Sociale Inspectie een bezoek aan het appartement van de beklaagde. Het slachtoffer was er aanwezig en verklaarde het volgende: ze was naar België gekomen om te zorgen voor de gehandicapte zoon van de beklaagde; ze werd voor dat werk niet betaald; ze moest op de grond slapen, in de kamer van de kinderen; ze moest niet alleen voor het kind zorgen, maar ook het huishouden en de boodschappen doen; bij haar aankomst in België had ze haar paspoort aan de beklaagde moeten overhandigen.

Die verklaringen werden bevestigd door de resultaten van het huisbezoek en het verhoor van verschillende getuigen. Die bevestigden dat het slachtoffer wel degelijk de referentiepersoon was voor het gehandicapte kind. 

De rechtbank meent dan ook dat beklaagde het slachtoffer naar België heeft overgebracht en gehuisvest om haar tewerk te stellen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.

Het slachtoffer krijgt meer dan 52.000 euro als schadeloosstelling voor de materiële schade en 5.000 euro voor de morele schade.

Deze beslissing werd bevestigd door het hof van beroep te Brussel in een arrest op 12 mei 2015.