Myria beveelt meer transparantie aan over de manier waarop de vergoedingen die de autoriteiten aanrekenen in de verschillende fases van de procedure gezinshereniging worden vastgesteld, om een evenredig verband tussen de gevraagde bedragen en de gemaakte kosten te garanderen.


De verschillende vergoedingen die worden gevraagd door de diplomatieke posten, de dienstverleners maar ook DVZ66 vertegenwoordigen een aanzienlijk aandeel van de kosten voor de gezinsherenigingsprocedure. Het gaat om retributies die de kosten moeten dekken die deze instanties maken in de verschillende fases van de behandeling van de visumaanvraag.

De invoering van deze verschillende retributies moet stroken met de principes van goed bestuur en met de doelstellingen van de richtlijn gezinshereniging en de grondrechten van de betrokken personen respecteren.

In een arrest betreffende de begunstigden van de status van langdurig ingezetene preciseert het HvJ dat het bedrag van de retributie zodanig moet worden vastgesteld dat het niet onevenredig is met de retributie die de autoriteiten vragen van hun eigen onderdanen of burgers van de Europese Unie voor de uitreiking van een identiteitskaart.


Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft ook benadrukt dat de retributie die wordt opgelegd in het kader van een verblijfsaanvraag met het oog op gezinshereniging niet mag worden vastgesteld op een bedrag dat de financiële draagkracht van de aanvrager te boven gaat, op straffe van schending van artikel 13 in combinatie met artikel 8 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens.

In haar richtsnoeren over de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging preciseert de Europese Commissie op haar beurt het volgende: “De lidstaten mogen redelijke, evenredige administratieve kosten in rekening brengen voor een verzoek om gezinshereniging, en ze hebben een beperkte beoordelingsmarge bij het vaststellen van die kosten, mits zij de doelstellingen en het nuttig effect van de richtlijn niet in gevaar brengen. De vastgestelde hoogte van de leges mag tot doel noch gevolg hebben dat de kosten een belemmering vormen voor het uitoefenen van het recht op gezinshereniging. Leges die een significante financiële weerslag hebben op onderdanen van derde landen die voldoen aan de vereisten van de richtlijn kunnen die personen weerhouden van het uitoefenen van de door de richtlijn aan hen verleende rechten en zijn daarom per definitie buitensporig en onevenredig.”


Het Grondwettelijk Hof en de Raad van State hebben tot slot de gelegenheid gehad om zich uit te spreken over de limieten die de administratie in acht moet nemen wanneer zij een retributie vraagt om de kosten van de geleverde dienst te dekken. Zodoende:

  • Moet er een redelijke en evenredige verhouding bestaan tussen het bedrag van de retributie en de kosten die worden gedragen door de administratie.
  • Moet de administratie zich baseren op accurate en relevante informatie om de gemiddelde prijs van de dienstverlening voor de behandeling van de aanvragen te bepalen.

Myria stelt vast dat de verschillende juridische bepalingen over de vergoedingen die worden aangerekend door de diplomatieke posten, de dienstverleners en de Dienst Vreemdelingenzaken geen indicatie geven van wat die precies dekken en hoe die worden berekend.
De kosten van de externe dienstverleners worden vastgesteld na een openbare aanbestedingsprocedure die niet wordt bekendgemaakt.
In het kader van de DNA-tests die door DVZ worden gevraagd heeft het Rekenhof overigens vastgesteld dat de betrokken dienstverleners in 2003 en in 2007 waren aangesteld zonder de toepasselijke regels na te leven, en heeft het gewezen op de noodzaak om voor de betrokken leveringen en diensten een openbare aanbestedingsprocedure te volgen, overeenkomstig de wetgeving op de overheidsopdrachten.
In een aantal gevallen gaan de gevraagde bedragen ook de financiële draagkracht van begunstigden van internationale bescherming en hun gezinsleden te boven en blijken ze onevenredig hoog.