Twee beklaagden, een man en een vrouw, werden vervolgd voor mensensmokkel waarvan 16 vreemdelingen, hoofdzakelijk Eritreeërs (en ook enkele Soedanezen) het slachtoffer waren, met de verzwarende omstandigheden bendevorming en illegaal verblijf.

De Federale Gerechtelijke Politie van Luik had sinds verschillende maanden een toestroom van migranten op de autosnelwegparking van Bettincourt (Borgworm) vastgesteld. Deze migranten namen in kleine groepjes de trein vanuit Brussel-Noord richting Borgworm en gingen vervolgens te voet tot aan de bewuste parking, om na betaling van een geldsom, op een vrachtwagen richting het Verenigd Koninkrijk te stappen. Tijdens de maand mei 2017 voerde de politie controles uit en op 24 juli 2017 hield FEDASIL een informatie-operatie, waarbij de migranten een folder overhandigd kregen, om hen af te raden zich naar de parking te begeven. Op 25 juli 2017 organiseerde de federale politie een grootschalige operatie rond het station van Borgworm en op de parking van Bettincourt. Tijdens die operatie werden 16 personen die hier illegaal verbleven (zonder geldig document) en twee met een in het buitenland uitgereikte verblijfstitel (de beklaagden) op de autosnelwegparking, aan het station van Borgworm of op de weg tussen beide opgepakt. Een van die personen, een dame die als beklaagde werd geïdentificeerd, werd in gezelschap van een andere persoon in het station van Borgworm opgepakt. Ze was van Eritrese afkomst maar als vluchteling erkend in Griekenland. Ze werd aangetroffen met een stapel bankbiljetten en een smartphone met een abonnement bij een Griekse telecomoperator op zak. De andere beklaagde, die tevens in Griekenland als vluchteling was erkend, werd op de parking van Bettincourt opgepakt, terwijl hij zich samen met vijf andere migranten, in de oplegger van een vrachtwagen bevond. Hij had een smartphone, 336 euro en een treinticket Brussel-Borgworm op zak.

De vrouwelijke beklaagde werd verschillende keren door de politie verhoord en één keer door de onderzoeksrechter. Regelmatig wijzigde ze haar verklaringen.

De politie voerde onderzoek bij Western Union en de beelden van de bewakingscamera's aan het Noordstation werden geanalyseerd. Ook gsm's van beide beklaagden en van een migrante zouden worden geanalyseerd.

De rechtbank veroordeelde enkel de vrouwelijke beklaagde voor de tenlastelegging mensensmokkel en wees erop dat het begrip "bijdragen" om de transit mogelijk te maken, o.a. betrekking had op situaties zoals het betalen van de reiskosten, het reserveren van de vervoersbewijzen… Aanvankelijk was het niet de bedoeling om het slachtoffer uit te buiten, maar enkel om het overschrijden of illegaal of onrechtmatig verblijf van een niet EU-onderdaan via of op het grondgebied van een EU-lidstaat mogelijk te maken. Het morele element vereist een bijzonder opzet en heeft betrekking op de wil om zich ten koste van het slachtoffer of zijn familie te verrijken. De rechtbank was op basis van volgende elementen van oordeel dat de vrouwelijke verdachte dader/medeplichtige van mensensmokkel was: een verklaring van een van de migrantenvrouwen, die de verdachte als contactpersoon had aangewezen en aan wie het geld moest worden overhandigd vooraleer ze in de vrachtwagens stapten; grote geldbedragen in kleine coupures die op de beklaagde werden teruggevonden (3.615 euro); erkenning door de beklaagde tijdens haar verhoren dat dit geld afkomstig was van de slachtoffers (het gevraagde bedrag varieerde van 600 tot 1.000 euro per persoon); tegenstrijdige, evoluerende en soms weinig geloofwaardige uitleg van de beklaagde op verschillende punten.

De rechtbank veroordeelde de beklaagde ook voor de verzwarende omstandigheden misbruik van een kwetsbare situatie en bendevorming (de beklaagde handelde immers niet alleen en elk van de mededaders, ook al zijn ze niet geïdentificeerd, hadden een welbepaalde rol). Ze werd wel vrijgesproken voor de verzwarende omstandigheid dat de feiten ten opzichte van een minderjarige zijn gepleegd, omdat de rechtbank oordeelde dat dit onvoldoende door elementen uit het dossier was aangetoond. Deze minderjarige is niet verhoord en in het dossier zat geen enkel identiteitsdocument en/of geboorteakte, of ander stuk waaruit de geboortedatum en dus de minderjarigheid ontegensprekelijk is gebleken. De rechtbank sprak de beklaagde ook vrij van de omstandigheid gewoonte van de activiteit.

De rechtbank sprak daarentegen wel de andere beklaagde (niet verschenen) vrij van de tenlastelegging mensensmokkel (en bijgevolg ook bendevorming) en gaf hem het voordeel van de twijfel: hij betwistte de tenlastelegging mensenhandel; hij werd ook niet door de politie verhoord en slechts zeer kort door de onderzoeksrechter; noch de andere beklaagde, noch iemand anders heeft hem aangewezen als betrokkene bij deze feiten; uit de telefoontaps en bewakingscamerabeelden is niets relevants gebleken.

De rechtbank sprak de beide beklaagden ook vrij voor de tenlastelegging illegaal verblijf, aangezien ze beide over een in Griekenland uitgereikte verblijfstitel en over een reisdocument waarmee ze zich binnen de Schengenruimte mochten verplaatsen, beschikten.

De beklaagde werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar (met uitstel van vijf jaar voor de uitvoering van de helft van de gevangenisstraf) en tot een boete van 128.000 euro (met uitstel van drie jaar voor de uitvoering van de helft van de geldboete).