De vennootschap en de zaakvoerder van een café in de Antwerpse prostitutiewijk hadden een vordering tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid ingediend bij de Raad van State. Deze vordering beoogde de schorsing van de uitvoering van het verbod die de Antwerpse burgemeester had opgelegd, om tijdens een periode van 3 maanden een activiteit of exploitatie binnen dit café uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van 3.000 euro per dag in geval van niet-naleving ervan.

De burgemeester had deze beslissing getroffen op grond van artikel 134quinquies van de nieuwe gemeentewet. Dat artikel bepaalt dat "indien er ernstige aanwijzingen zijn dat in een inrichting feiten plaatsvinden van mensenhandel als bedoeld in artikel 433quinquies van het Strafwetboek of feiten van mensensmokkel als bedoeld in artikel 77bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kan de burgemeester, na voorafgaand overleg met de gerechtelijke instanties, en na de middelen van verdediging van de verantwoordelijke te hebben gehoord, besluiten deze inrichting te sluiten voor de duur die hij bepaalt. (...). De burgemeester is gemachtigd om de inrichting te doen verzegelen indien het sluitingsbesluit niet wordt nageleefd. (...). De sluitingsmaatregel duurt maximum zes maanden. Na het verstrijken van deze termijn vervalt het besluit van de burgemeester".

De verzoekers waren twee jaar daarvoor reeds in dit verband door de burgemeester verhoord. Die had hen laten weten dat hij van plan was de zaak op grond van dit artikel te sluiten. Zo ver is het toen niet gekomen maar de verzoekers waren formeel verwittigd en er was hen uitdrukkelijk gevraagd een einde te maken aan gedragingen binnen hun zaak die de openbare orde en veiligheid in het gedrang brachten. Er was hen meegedeeld dat in geval er nieuwe feiten van mensenhandel werden vastgesteld, men niet zou aarzelen om maatregelen te treffen. Wat dan ook is gebeurd met de beslissing van de burgemeester van 29 april 2016. Die had vooraf al navraag gedaan bij de procureur des Konings of hij daar bezwaren tegen had. De procureur liet weten dat hij er geen had, te meer omdat er bij hem twee strafdossiers met betrekking tot deze zaak hangende waren. Het ging daarbij om onderzoeken naar smokkel van jonge Nigeriaanse vrouwen, die bij hun aankomst in België door de exploitant naar de bewuste zaak werden meegenomen, om er als prostituees klanten te lokken en het geld dat ze hadden verdiend aan de pooier te overhandigen.

De verzoekers riepen verschillende middelen in ter ondersteuning van hun verzoek. Het eerste had betrekking op de schending van de verdediging bij de behandeling van de administratieve vordering tot sluiting van de zaak. Het tweede op het feit dat de betwiste beslissing niet voldoende was gemotiveerd. In het arrest heeft de Raad van State beide middelen verworpen. Wat de motivering van de betwiste akte betreft, verwijst de Raad naar de uittreksels uit deze akte en wijst hij er onder andere op dat uit talrijke elementen blijkt dat de exploitante haar bijdrage heeft geleverd tot de illegale praktijken, door de werk-‘omstandigheden’ van de jonge Afrikaanse vrouwen in haar zaak te vergemakkelijken, wat haar geld opleverde en haar een reputatie bezorgde.

De verzoekers riepen ook een derde middel in, met name dat de getroffen maatregel niet in verhouding stond tot het nagestreefde doel, een middel dat door de Raad van State ook is verworpen. Bij de getroffen beslissing werd immers niet de maximale duur van 6 maanden toegepast. De verzoekers waren trouwens in het verleden al verwittigd dat indien dat soort feiten zich nogmaals voordeed, de gemeente zou overgaan tot sluiting van de zaak. Het viel overigens te vrezen dat die feiten zich zouden herhalen. In plaats van maatregelen te treffen om de problematiek van mensenhandel binnen hun zaak te bestrijden, minimaliseerden de verzoekers de feiten of negeerden ze die zelf.

De Raad van State heeft dan ook de vordering tot schorsing wegens uiterst dringende noodzakelijkheid verworpen.