Een grootschalig onderzoek heeft geleid tot de ontmanteling van een belangrijk Nigeriaans netwerk. Begin 2016 werden reeds enkele leden van dit netwerk veroordeeld in eerste aanleg door de Nederlandstalige correctionele rechtbank van Brussel op  5 februari 2016. Een van de beklaagden, die bij verstek werd veroordeeld, heeft verzet aangetekend  tegen het vonnis.

De zaak kwam aan het licht doordat de politiediensten bij een patrouille in de buurt van het Brusselse Noordstation een meisje in een vitrine aantroffen dat hen niet bekend was. Het meisje bleek onwettig in het land te zijn, en verklaarde te verblijven in het pand van de beklaagde. Het meisje werd ondervraagd en er werden tapmaatregelen genomen in het kader van het onderzoek.

Uit een grootschalig onderzoek bleek zij slechts één van de slachtoffers van een groter Nigeriaans prostitutienetwerk. Jonge meisjes werden vanuit Nigeria via Libië en Italië naar Belgje gesmokkeld om zich hier te laten prostitueren. De meisjes betaalden veel geld voor de reis naar Europa, soms tot € 30.000 of € 40.000. Dat geld moesten ze dan nadien via hun prostitutieactiviteiten terugbetalen. De meisjes en hun familie in Nigeria werden onder druk gezet via voodoo-praktijken. Ze verdienden € 20 per klant, geld dat ze moesten afgeven aan hun ‘madam’, waar bovenop ze ook nog eens huurgeld moesten betalen. Soms prostitueerden de meisjes zich in de carré van hun ‘madam’ of van andere vrouwen via het ‘Yemeshe’-systeem. Dit is een modus operandi in het Nigeriaanse prostitutiemilieu waarbij een meisje dat geen vaste prostitutieplaats heeft, de mogelijkheid krijgt van een contractuele prostituee om zich voor enkele uren te prostitueren achter haar vitrine. Het meisje moet dan een soort huurgeld betalen door 50% van haar inkomen af te staan aan de contractuele prostituee. Het geld dat ze overhielden moesten ze in een ‘spaarpot’ steken die de ‘madam’ beheerde. Tijdens het onderzoek werd de boekhouding gevonden van een van de ‘madammen’ waar ze alle bedragen die ze ontving bijhield per datum. Daaruit bleek dat deze een gemiddeld inkomen van €12.000 à € 14.000 per maand had.

De beklaagde werd schuldig bevonden voor het misdrijf mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting. Zij stelde ontegensprekelijk daden die bijdroegen tot de ‘levering’ van meisjes in het prostitutiemilieu. Ook de verzwarende omstandigheden dat er misbruik werd gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers werd bewezen geacht. De rechtbank tilde zwaar aan het feit dat de slachtoffers een levensgevaarlijke reis per boot over de Middellandse Zee moesten maken waarbij ze op zee moesten gered worden. De rechtbank oordeelde ook dat er sprake was van een gewoonte en dat de beklaagde samen met haar kompanen een gestructureerde vereniging vormden.

Daarnaast werd de beklaagde ook schuldig geacht aan de exploitatie van prostitutie met de verzwarende omstandigheid misbruik te hebben gemaakt van de kwetsbare toestand van het slachtoffer, het deelnemen aan activiteiten van een criminele organisatie en daarnaast ook voor het illegaal vergaren van inkomsten uit de exploitatie van de slachtoffers.

De beklaagde werd veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf en een geldboete van € 12.000, waarvan een deel met uitstel. Daarnaast sprak de rechtbank een verbeurdverklaring uit.

Deze beslissing is definitief.