In een vonnis van 29 juni 2015 heeft de correctionele rechtbank van Namen twee beklaagden, vader en zoon, en hun onderneming, veroordeeld voor mensenhandel en mensensmokkel, hulp bij illegaal verblijf en diverse inbreuken op het Sociaal Strafwetboek.  Er werd hen verweten in hun restaurant meerdere Chinese arbeidskrachten te hebben uitgebuit. Het dossier ging aan het rollen na de verhoren door de Sociale Inspectie van Luik van de twee werknemers die zich burgerlijke partij hadden gesteld en die in een gespecialiseerd opvangcentrum verbleven. De werknemers vertelden hoe ze via te betalen tussenpersonen van China in België waren geraakt. Een van hen was naar hier gekomen om te studeren maar zag zich verplicht te werken om de leningen die zijn familie was aangegaan om zijn reis naar België te financieren, terug te betalen. Hij werkte als kok in het restaurant van de beklaagden. De werk- en leefomstandigheden waren erbarmelijk: hij at wat de baas hem gaf of restjes van de klanten, werkte 12 à 14 uur per dag, 6 dagen op 7, voor een loon van rond de € 550 per maand.

Volgens de rechtbank was er in deze zaak wel degelijk sprake van het bieden van onderdak met het oog op tewerkstelling in mensonwaardige omstandigheden, maar het hof van beroep van Luik nam een andere stelling in. Het hof oordeelde dat de tijdens het strafrechtelijk onderzoek verzamelde elementen onvoldoende waren om de klachten van de twee arbeiders te bevestigen omdat ze niet na te gaan waren (uurroosters en werkomstandigheden, kwaliteit van het eten, bedreigingen of agressiviteit). Op basis van de huiszoekingen in het restaurant en in een ander gebouw van de beklaagden kon niet worden vastgesteld of er al dan niet verwarming in de kamer aanwezig was en konden ook de paspoorten van de klagers, die volgens hen in beslag waren genomen, niet worden teruggevonden. De verhoorde getuigen (werknemers die de slachtoffers na hun vertrek vervingen) beschreven relatief verschillende werkomstandigheden, in het bijzonder m.b.t. het loon (dat rond de € 1.100 of € 1.200 per maand zou schommelen, naast onderdak en eten). Het hof oordeelde dat de elementen uit het strafdossier niet volstonden om de werkelijke werkomstandigheden en de slechte behandeling waarover de burgerlijke partijen hadden geklaagd, te bevestigen, en sprak de beklaagden vrij van de tenlastelegging mensenhandel.

Het hof sprak de beklaagden ook vrij van de tenlastelegging mensensmokkel en beschouwde alleen de tenlastelegging hulp bij illegaal verblijf als bewezen. De beklaagden droegen immers bij tot het verblijf van deze personen door hen onderdak en werk te verschaffen. Daartegenover oordeelde het hof dat de elementen van het dossier niet voldoende aantoonden dat de beklaagden personen zonder verblijfs- en arbeidsvergunning hadden gerekruteerd om een hoger vermogensvoordeel te verkrijgen, dan als ze personen in het zwart hadden tewerkgesteld.

Het hof bevestigde wel de in eerste aanleg uitgesproken veroordelingen m.b.t. de inbreuken op het Sociaal Strafwetboek. Het verving de in eerste aanleg aan de twee beklaagde natuurlijke personen opgelegde straffen (met name de gevangenisstraffen) door boetes en verminderde de boete (voorwaardelijk) die aan de onderneming was opgelegd.

Het hof verklaarde zich onbevoegd om te beslissen over de eisen van de burgerlijke partijen op basis van de tenlasteleggingen mensenhandel en mensensmokkel, rekening houdend met de vrijspraak van de beklaagden.