Een zaak rond een paddenstoelenkwekerij, die eerder door de correctionele rechtbank van Kortrijk was behandeld in een beslissing van 16 februari 2015 werd in beroep opnieuw behandeld door het hof van beroep van Gent

De rechtbank veroordeelde in eerste aanleg 10 beklaagden, waaronder enkele vennootschappen, voor mensenhandel met het oog op economische uitbuiting, huisjesmelkerij en talrijke inbreuken op de sociale wetgeving. De beklaagden stelden vooral Bulgaren te werk in een champignonkwekerij in omstandigheden in strijd met de menselijke waardigheid. Er werd ook één minderjarige tewerkgesteld.

Voor wat betreft het misdrijf mensenhandel met het oog op het aan het werk zetten of laten werken in omstandigheden die strijdig zijn met de menselijke waardigheid meent het hof dat de constitutieve bestanddelen van het basismisdrijf aanwezig zijn. Het gaat daarbij dieper in op de notie ‘menselijke waardigheid’. Volgens het hof is een aantasting van dit begrip het verlagen van de menselijke kwaliteit van een persoon of groep. De kwaliteit van het mens zijn heeft een lichamelijk en geestelijk vermogen. Onder het lichamelijke vermogen wordt begrepen: het zich vrij bewegen, de fysieke capaciteit om op vrije en gelijke wijze in zijn essentiële noden te voorzien. Bepaalde arbeidsomstandigheden die ervoor zorgen dat de werknemers niet langer in staat zijn om op vrije en gelijke wijze in hun essentiële noden te voorzien, kunnen strijdig zijn met de menselijke waardigheid. Het hof geeft een loon lager als het minimuminkomen als voorbeeld. Daarbij speelt de norm van het land van herkomst geen rol, wel de Belgische tewerkstellingsvoorwaarden. Het hof bevestigde in die zin het vonnis, maar geeft een bijkomende motivering wat betreft de verschillenden indicaties/ aanwijzingen die het parket opwierp: de lonen ver onder het barema, erbarmelijke en zelfs levensgevaarlijke omstandigheden, de illegale tewerkstelling, de problemen met de arbeidscontracten, het niet regelmatig uitbetalen van lonen, vele uren na elkaar werken zonder toeslag of voldoende rustperiode.

Ook het misdrijf huisjesmelkerij, nl. dat het verhuurde goed in strijd was met de menselijke waardigheid werd door het hof bevestigd. Het hof geeft een bijkomende motivering over de indicaties/aanwijzingen van huisjesmelkerij. Daarnaast gaat het hof nog in op de samenloop van verantwoordelijkheden tussen de natuurlijke personen en de rechtspersonen. Het is niet uitgesloten dat er een cumul is van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de werkgever (natuurlijke of rechtspersoon) en de aangestelde of de lasthebber (natuurlijke persoon) wanneer de facto blijkt dat zij beiden een fout hebben begaan. Dit moet de feitenrechter in concreto beoordelen. De natuurlijke personen kunnen strafrechtelijk aansprakelijk worden gehouden wanneer zij ‘enige invloed’ konden aanwenden om de overtredingen te voorkomen of te beletten. Bovendien moet de natuurlijke persoon het misdrijf ‘wetens en willens’ hebben gepleegd. Anderzijds kan de rechtspersoon strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld indien het misdrijf gepleegd door de natuurlijke persoon verband houdt met een gebrek in de structuur van de rechtspersoon. Het hof meende dat de feiten een intrinsiek verband houden met de verwezenlijking van de doelen van de vennootschappen, en dat deze misdrijven dus voor haar rekening gepleegd werden.

De hoofdbeklaagden werden vrijgesproken voor enkele sociaalstrafrechtelijke inbreuken omdat het hof deze onvoldoende bewezen achtte. Het hof hervormde de straffen, maar gaf wel duidelijk aan dat de straffen hoger waren geweest indien de redelijke termijn niet overgeschreden was geweest. De beklaagden kregen geldboetes tussen  €  625 en € 2.000, waarvan een deel met uitstel. Er werd ook een verbeurdverklaring uitgesproken, ook voor een deel met uitstel.